Die collega’s van mij hebben me mooi wat te doen gedaan gemaakt met hun eilandplaat. Wat neem ik mee naar Rottumerplaat? Dagen heb ik op de knieën voor de cd-laden doorgebracht, tot ik besefte dat een eilandplaat een PLAAT moet zijn, en geen cd. Het moest iets zijn uit de tijd dat het aanschaffen van nieuwe muziek een eucharistieviering was. Wekenlang was je nieuwe aankoop niet van de draaitafel weg te slaan. Tot je de hele plaat kende. Tja, eenmaal op zolder door de lp’s graaiend, had ik mijn keus snel gemaakt. Into The Purple Valley van Ry Cooder natuurlijk! Het zal juni 1977 geweest. Een zonovergoten zaterdag in Utrecht. Ik had zojuist het laatste tentamen van dat studiejaar achter de rug, en het was meegevallen. Om mezelf te trakteren, kocht ik bij White Noise Into The Purple Valley. Volmaakt gelukkig in de trein terug naar huis. Into The Purple is verpakt in de mooiste hoes aller tijden, alleen daarom al mag hij mee naar het eiland. Maar dan de muziek. Er staat niet één seconde op deze plaat die niet briljant is. Van het sprankelende intro van How Can You Keep On Moving tot de laatste jankende tonen van de haast macabere uitvoering van Woody Guthrie’s Vigilante Man. Of luister naar de stuwende, stampende versie van Jesse Stone’s Money Honey en merk hoe mandoline en slidegitaar een onwaarschijnlijk potje vrij worstelen uitvechten. Ry Cooder op z’n allerbest, in 1972, 25 jaar oud.
Overigens komt eind juni I, Flathead uit, na Chavez Ravine en My Name Is Buddy het derde deel van Cooders ‘California Trilogy’.
zondag 1 juni 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten