maandag 31 maart 2008

Zonlicht

Deze website besteedde (onterecht) nog geen aandacht aan het fraaie laatste album van Tom Brosseau, Cavalier. Het muzikale universum van deze Amerikaanse liedjesschrijver is vergelijkbaar met dat van de veelbelovende Amsterdamse jongeling Lucky Fonz III. Allebei vinden ze hun inspiratie in de folk uit de jaren dertig van de vorige eeuw, beschikken ze over een sensitief en hoog stemgeluid en hebben ze patent op lyrische melodieën met een lichte droefheid. In een interview met KindaMuzik zegt Brosseau hierover: “Ik kom uit North Dakota: een staat met veel open ruimtes, weinig inwoners en ijskoude winters. Daar heerst veel droevigheid. Dat trieste is mij dan ook met de paplepel ingegoten.” Loodzwaar wordt de muziek van Brosseau echter nimmer, er schijnt voldoende zonlicht door. Voor dit album deed Brosseau een beroep op producent John Parish die eerder samenwerkte met PJ Harvey en EELS. Prijsnummer van de cd is het ontroerende My Heart Belongs to the Sea met een prachtige, zacht golvende pianopartij. Binnenkort verschijnt er een trouwens ook een novelle van deze volbloed verhalenverteller. Hier kun je zijn versie bekijken van Innocent When You Dream van Tom Waits op het South by Southwest-festival in 2007.

zaterdag 29 maart 2008

Ultiem, deel 2

Eerder op dit weblog hebben jullie kunnen lezen over een onschuldig tijdverdrijf van een aantal amigos de musica uit Hengelo en omstreken. Het gaat om een jaarlijks altcountry-songfestival, met telkens een ander thema. Dit jaar waren dus de cowboyliedjes aan de beurt. Het ten gehore brengen van de zestig nominaties heeft inmiddels plaatsgevonden. Ook hebben alle deelnemers hun voorkeur kenbaar kunnen maken. Uiteraard was het niet mogelijk om op je eigen liedjes te stemmen, anders was het einde zoek. Het is natuurlijk een grof schandaal dat het Ultieme Cowboy Liedje Bij Uitstek Night Rider’s Lament van Jerry Jeff Walker genoegen moet nemen met een vijfde positie, amper genoeg voor een diploma. Toch valt er goed te leven met de uitslag, en Tired was een te voorspellen winnaar. Opvallend trouwens dat Fred Eaglesmith (van wie binnenkort een nieuw album uitkomt: Tinderbox, ‘gospel for non-believers’) maar liefst drie keer op de Cowboy Songs-cd voorkomt, alle keren nog in het gezelschap van de betreurde Willie P. Bennett.
Dit is de uitslag. Oordeel zelf. De top-3 kun je beluisteren.

1. Tired - Fred Eaglesmith
2. Little Joe The Wrangler - Cisco Houston
3. Bible and a gun - Jason Ringenberg
4. Billy The Kid - Ry Cooder
5. Night Rider’s Lament - Jerry Jeff Walker
6. Streets of Laredo - Johnny Cash
7. Tonight we ride - Tom Russell
8. Buffalo Ballet - The Walkabouts
9. Frank and Jesse James - Warren Zevon
10. Pancho & Lefty - Townes van Zandt
11. Rodeo Rose - Fred Eaglesmith
12. Last Gunfighter Ballad - Guy Clark
13. Rocky - Fred Eaglesmith
14. Three Shots - Oh Susanna

vrijdag 28 maart 2008

Arm (en) gebroken

Begin maart overkwam Willy Vlautin, ook bekend als zanger van Richmond Fontaine, iets naars. Hij kukelde van zijn paard en… …krak, au! Arm gebroken. Dat weerhoudt hem er overigens niet van om op te treden. Samen met zijn maat Paul Brainard (pedal steeler in RF) komt hij voor een aantal concerten naar Europa. Ook in Nederland zal het duo een aantal optredens doen (half april). Daarbij wordt ook gelezen uit Vlautins nieuwe boek. Jazeker, Vlautin is wat we hier noemen, een dubbeltalent. In 2006 verscheen zijn eerste roman Motel Life, dat vorig jaar in het Nederlands werd uitgebracht onder de titel Motelleven. Zijn tweede roman, Northline, ligt sinds kort in de winkel. Hoofdpersoon is Allison Johnson die na de zoveelste keer door haar vriendje een loer gedraaid te zijn, de vlucht neemt naar Reno. Arm en gebroken probeert zij daar haar hoofd boven water te houden. Persoonlijk sla ik dit nieuwe verhaal van Vlautin, vanwege de iets positievere toon, hoger aan dan Motel Life, maar dat kan ook te maken hebben met het feit dat ik laatstgenoemd boek in het Nederlands heb gelezen. De sterk op dialogen steunende stijl van de schrijver heeft onder die vertaling te lijden gehad. Ik raad u dan ook aan om Northline gewoon in het Engels te lezen. Leuk is dat de huidige druk van het boek wordt vergezeld door een door Vlautin en Brainard ingespeelde instrumentale cd, een soort soundtrack.

Sh..t! Heb ik net dit stukje af, zie ik dat Ketelmuziek me voor is geweest. Nou ja, voor een leuk fimpje bij dit stukje verwijs ik dan ook maar door naar die bijdrage van Han Orsel.

donderdag 27 maart 2008

Bubblegum (deel 2)

Stephen Stills werd afgewezen nadat hij had gereageerd op de advertentie waarin vier maffe jongens werden gevraagd om een popgroep te vormen. The Monkees, want daar gaat het hier over, die wel werden geselecteerd waren de Engelsman Davy Jones en de Amerikanen Michael Nesmith, Micky Dolenz en Peter Tork. Ze werden vooral bekend door de gelijknamige televisieshow. In de serie mochten de vier alleen maar doen alsof op hun instrumenten. De studiocats deden het echte werk.
Wat een moeilijke tijd moet het zijn geweest voor Michael Nesmith, die nadien briljante countryrockplaten maakte. In het laatste nummer van Uncut staat een interessant verhaal over hem in het kader van een serie over de pioniers van de countryrock. Michael Nesmith was de Monkee die het duidelijkst rebelleerde tegen de wetten van de bubblegum. Tijdens een hoog oplopend meningsverschil met de artistiek verantwoordelijke Don Kirshner sloeg Nesmith zijn vuist ooit door een wand van een hotelkamer, terwijl hij zijn baas toebeet 'dat zou ook jouw gezicht hebben kunnen zijn'.
Van Michael Nesmith heb ik de fantastische met steelgitarist Red Rhodes volgespeelde elpee And The Hits Just Keep On Comin' (met die titel kon hij natuurlijk als geen ander aan komen zetten) in de kast staan en verder heb ik de goedkope cd-compilatie Listen To The Band. Maar na lezing van het artikel wil ik eigenlijk ook de drie platen die hij maakte met de First National Band. Want nooit eerder had ik opgemerkt dat die platen samen een rood-wit-blauwe trilogie vormen. Kijk maar naar die hoezen.
Dat brengt me dan weer bij drie cd's van dit moment. De Amerikaan Jefferson Pepper is namelijk ook met zo'n rood-wit-blauwe trilogie bezig. Op American Evolution (volume 1, 2 en 3) behandelt hij de Amerikaanse geschiedenis in vijftig nummers. De recensie van nummer 1 kunt u binnenkort op onze site verwachten.
Trouwens, naast die albums van Michael Nesmith wil ik nu toch eigenlijk ook nog wel iets van The Monkees in huis hebben. Een verzamelaar lijkt me in dit geval de juiste keus. Of kom ik er dan later toch nog achter dat ik een echt album had moeten kopen? Dat zal toch niet; bubblegum was immers vooral gericht op hitsingles.

dinsdag 25 maart 2008

Rustlanders


Ik spreek hier een beetje voor mijn beurt. Maar omdat ik zo meegesleept word, interesseert mij dat eigenlijk ook niet zoveel. Hoe het ook zij en wat het ook moge opleveren; ik wil hier en nu duidelijk maken welke cd de beste van 2008 is, althans naar mijn bescheiden mening: The Rustlanders, het debuut van The Rustlanders.
The Rustlanders. Een krankjorume bandnaam, maat ja, what’s in a name? The Rustlanders zijn niets minder dan de bastaardzonen van The Jayhawks. Waar ze vandaan komen weet ik niet, heb ik me niet in verdiept, maar waar ze naartoe gaan weet ik wel: naar countryrock-heaven. De klassieke elementen zijn in overvloed aanwezig: messcherpe samenzang, pedal steel, orgel en knallende, gierende gitaarsolo’s. Tjongejonge, wie net als ik Hollywood Town Hall de beste countryrockplaat van de jaren negentig vind, sluit The Rustlanders liefdevol in de armen. Dat is wat ik heb gedaan. Kwijlend luister ik keer op keer naar dit retroklassieke neo-countryrockmeesterwerk. The Rustlanders, stomme naam, maar who cares? Elf dampende, superieure countryrocksongs van eenzame klasse; dát telt.

zondag 23 maart 2008

Hoofdzonde

Na onkuisheid, toorn, gierigheid, traagheid, jaloezie, ijdelheid en hebzucht is er zoals bekend nog een achtste hoofdzonde: de telefoonstem. Tom Waits zal er wel mee begonnen zijn, maar aan zijn stem valt weinig te vervormen, dus vooruit. Maar waarom iemand die gezegend is met een prima zangstem, daar zijn brood mee verdient, er beroemd mee geworden is, er onze waardering en centen mee in de wacht sleept, waarom zo iemand die gave moedwillig versmaadt door hem te verkrachten tot een soort afzichtelijk telefoongekras, of erger nog, megafoongekrijs, dat is mij een compleet raadsel. Nooit voegt het iets toe, het doet alleen maar afbreuk. Nooit is er een esthetische rechtvaardiging, het maakt de muziek alleen maar lelijker. Een van de hoofdzondaars is natuurlijk Jon Spencer, die niet eens meer gewoon lijkt te kunnen zingen. Maar ook een onverdachte troubadour als Josh Ritter bezondigt zich eraan. En zelfs James Taylor, op zijn live-cd One Man Band (die naast hemzelf bestaat uit Larry Goldings en in dit geval een immense drummachine, ook alweer zoiets). Een andere notoire recidivist is natuurlijk Chuck Prophet, terwijl Luke Doucet ronduit overdrijft door tijdens optredens schaamteloos een ouderwetse telefoonhaak aan de microfoon te hangen. Er zijn er nog veel meer, die me gelukkig niet te binnen willen schieten. OK, eentje nog dan. Jeff Dernlan, die kort geleden helemaal niet zo’n gekke plaat heeft uitgebracht, maar halverwege helemaal ontspoort.

vrijdag 21 maart 2008

Eindelijk Joe Purdy


Op deze plek wordt regelmatig aandacht besteed aan platen die er tussen door slippen, die geen aandacht hebben gekregen op altcountry.nl. Dat kan meerdere oorzaken hebben: recensie-exemplaren werden niet opgestuurd of platen werden gewoon niet opgemerkt.
Voor Joe Purdy gaat dat ook op. Al sinds enkele jaren staat zijn debuut Julie Blue in de lijst van meestverkochte (country)cd's van CdBaby. Bezoekers van die site overstelpen Purdy met complimenten voor Julie Blue. Belangrijkste oorzaak hiervan is het nummer Wash Away, dat was te horen in een aflevering van de populaire serie Lost. De plaat werd opgenomen ergens op een eiland in een rivier (lekker vaag) in de staat New York. Bij die opnames was ook ook Jay Nash aanwezig en hij is ook te horen op Julie Blue. Purdy op zijn beurt doet ook mee op een ook bij die gelegeheid opgenomen plaat, getiteld A Stream Up North, van genoemde Nash. Kijk die plaat, die commercieel dan weer niks deed, recenseerden we dan weer wel bij Altcountry.nl.
Enfin, sindsdien houden we Purdy dus wel in de gaten, maar tot recensies heeft dat totnutoe niet geleid. Niet dat hij geen platen meer heeft uitgebracht. Integendeel, Purdy heeft een bijna Ryan Adams-achtige productie. Hij stuurt alleen geen exemplaren van deze cd's naar onze redactie. Ja, digitaal, via de elektronische snelweg, maar daar doen we hier (nog) niet aan.
Toch wil ik 's mans laatste plaatwerk, Take My Blanket And Go, hier onder de aandacht brengen. Weer een uitstekende plaat, die in het Nederlands taalgebied enige attentie verdient.
Dat kan het best door er iets van te laten horen.
Joe Purdy: You Should


id="audioplayer1" height="24" width="290">





donderdag 20 maart 2008

Bubblegum (deel 1)

Bubblegum, ach nee toch, wat heeft dit in vredesnaam met rootsmuziek uit te staan? Denkt u nu misschien. Welnu, over bubblegum bestaan nogal wat misverstanden. Sommige opvattingen zijn wel degelijk terecht; inhoudsloos is de meeste bubblegum namelijk inderdaad. Het gaat over Yummy, Yummy, Yummy (Ohio Express) of Sugar, Sugar (Archies). En die jongens speelden niet eens zelf hun instrumenten! De Archies waren zelfs niet meer dan cartoonfiguren. Waar, waar, helemaal waar. Maar toch, maar toch. Bubblegum was ook behoorlijk far out en groovy, ook al speelden drugs totaal geen rol in deze onschuldige popmuziek.
Ach bubblegum, dat is toch niets anders dan mierzoete hitparadepop? Helemaal mis. Ja, bubblegum was bedoeld voor de hitlijsten, maar de producers en studiomusici die deze hits construeerden, lieten vooral een ongekende portie onzin en gekte toe. En heel veel heerlijke hooks. Met bubblegum konden ze zich eindelijk eens helemaal uitleven, dat was wel even wat anders dan al dat serieuze studiowerk!
De in 1982 overleden muziekjournalist Lester Bangs schreef een heel aardig verhaal in het standaardwerk The Rolling Stone Illustrated History Of Rock & Roll. In zijn inleiding veegde de grapjas nog even de vloer aan met zijn opdrachtgever door te refereren aan een ultrakorte recensie van The Archies' Greatest Hits uit een nummer van Rolling Stone in 1971. 'Lord, no. Contained within the grooves of this album are twelve convincing arguments against the capitalist system.' Dat was de hele recensie en Bangs maakte zich terecht boos over zoveel onbenul van de snobs op de redactie. Vervolgens legt hij in zijn gloedvol betoog uit waarom bubblegum deugt en legt ook nog wat verbanden naar de garagerock.
De elpeehoes bovenaan dit verhaal is van een project van Jerry Kasenetz en Jeff Katz, toonaangevende producers van bubblegum. Het Kasenetz-Katz Singing Orchestral Circus bestond uit The 1910 Fruitgum Co., The Music Explosion, The Ohio Express, Lt. Garcia's Magic Music Box, 1989 Musical Marching Zoo, The Teri Nelson Group, J.C.W. Rat Finks en de St. Louis Invisible Marching Band. Een knotsgekke plaat en natuurlijk helemaal volgespeeld door studiomusici, ook al wordt door opnamen van enthousiast publiek de indruk gewekt dat het allemaal live zou zijn.
Overigens is die plaat lang niet zo leuk als Kasenetz-Katz Super Circus, maar er is een goede reden om de desbetreffende hoes bij dit verhaal te tonen. De hoes schoot me namelijk onmiddellijk te binnen toen ik deze week de cd Hangin' Out In My Body ontving van Justin & The Cosmics. Niet alleen door de op een autokerkhof geschoten hoesfoto, maar vooral ook door de muziek. Want deze Justin Collins, tevens deel uitmakend van de band Pale Blue Dot, laat net als in de bubblegum een aangename dosis gekte toe in zijn rootsmuziek en is dus zodoende aanleiding voor deze verhandeling. En er volgt meer de komende weken!
Nog even over die plaat van Justin & The Cosmics. Op CD Baby omschrijft Collins zijn muziek als 'bastardized yodeling alternative western rock and roll and surf with traces of grunge' en beveelt zijn cd aan voor liefhebbers van Neil Young, Elvis Presley en Jack White. Mag ik daar nog aan toevoegen 'traces of bubblegum'. De recensie verschijnt binnenkort op onze site.

maandag 17 maart 2008

De solo

Twee weken geleden overleed op slechts 41-jarige leeftijd Jeff Healey, zo vermeldde ook deze website. Het verhaal is bekend: Healey was blind van jongs af aan en bespeelde de gitaar op zijn schoot. Toen ik eind jaren tachtig de wahwah van See the Light voor het eerst op de radio hoorde, was ik verbijsterd: de power en virtuositeit! Het was in de tijd dat ik kickte op gitaarsolo’s, dat mag duidelijk zijn. Of het nu ging om de bluesy licks van Stevie Ray Vaughan en Brian Setzer of om het experimentele, geïmproviseerde geluid van Jimi Hendrix, Frank Zappa en Jan Akkerman, de lang uitgesponnen gitaarsolo was voor mij de ultieme vorm van muziek. Tegenwoordig heb ik er geen geduld meer voor en hou ik eigenlijk meer van een mooi afgerond liedje. Maar goed, met het debuutalbum van Jeff Healey werd ik op mijn wenken bediend: een spervuur aan gitaarsolo's knalde uit de boxen. Dat hij geen geweldige zanger bleek en niet alle nummers even sterk waren nam ik op de koop toe. Het ging om de solo. Een poosje later zag ik in de bioscoop een spetterende performance van de blinde gitarist in de (overigens zeer matige) film Road House en als klap op de vuurpijl was daar zijn liveoptreden in Countdown Cafe, het Veronica-radioprogramma op de vrijdagavond. Ruim voor aanvang wachtte ik met een vinger boven de opnameknop van mijn radiocassetterecorder op iets dat legendarisch beloofde te worden. En dat werd het. Hierboven een klein eerbetoon in beeld en geluid.

zondag 16 maart 2008

The Storyteller

Niemand die zo goed in een paar regels een verhaal kan vertellen als Tom T. Hall. Soms kan hij het zelfs in één regel: “I flew over our house last night”. Je denkt aan een artiest, altijd onderweg, nooit thuis, zijn vrouw alleen tussen de lakens. Maar er staat nog meer in dit liedje. ‘The pilot said, if you look close, there’s Frankfurt on the Rhine’. Hé?! Vliegt hij dan in Duitsland? Het is al een oud liedje, zou het over een militair gaan, opgestegen vanaf de militaire basis in Wiesbaden, en op weg naar Vietnam? Maar Frankfurt ligt toch aan de Main, en niet aan de Rijn? Nou ja, dat zal wel een vergissing zijn. Hij is vast een soldaat, die voor maanden van huis gaat, en wie weet wel nooit meer terugkomt. Toch maar even de lyrics opgezocht, en wat blijkt? Het is ‘Frankfort on the RIGHT’. Ik had het verkeerd verstaan! En het is dus ook niet Frankfurt in Duitsland, maar Frankfort, Kentucky! (Ik was die maan in de eerste regel helemaal vergeten...) En hij is geen soldaat, maar een ex, die met smart terugdenkt aan de tijd van toen, en die weet dat hij haar alleen maar verdriet gedaan heeft... Daarom is het beter zo: so wrong and yet so right. En dan die briljante regel: I wonder did you toss and turn as I roared out of sight. Inderdaad, The Storyteller.

That old Kentucky moon was shinin’ bright as day
The stars were twinklin’ in the milky way
The pilot said if you look close there’s Frankfort on the right
I flew over our house last night

Thirty thousand feet below me you were fast asleep
Thirty thousand feet above I almost stopped to weep
So close and yet so far away, so wrong and yet so right
I flew over our house last night

For just one second I thought I was back in town
The man your friends all say has only brought you down
The airline hostess asked me, sir, are you sure that you’re alright?
I flew over our house last night

Thirty thousand feet below me you were fast asleep
And thirty thousand feet above I almost start to weep
I wonder did you toss and turn as I roared out of sight
I flew over our house last night

vrijdag 14 maart 2008

Prikkende ogen

Velen willen er nog niet aan, maar het is echt onvermijdelijk. Lange tijd werd Scandinavië gezien als het Mekka van de Europese Americana, maar tegenwoordig komt er heel veel goede muziek uit Groot-Brittanië. Schotland heeft onder meer The Endrick Brothers, Dropkick, Hobotalk en Steve Adey. En uit Engeland komen, om ‘ns een paar namen te noemen, The Southern Tenant Folk Union (treden in juni in Nederland op), Pacific Ocean Fire, the Redlands Palomino Company en Simon J. Alpin. En dat is nog maar het topje van de ijsberg.
Wij bij Altcountry.nl hebben het vizier al een tijdje op onze westerburen gericht staan. Toch kan het gebeuren dat er eens een belangwekkende cd aan onze aandacht ontsnapt. Twee weken geleden kwam ik pas achter dat Grand Drive, toch een van de Engelse Americana-bands die al wat langer aan de weg timmert, in juli 2007 een prachtig album had uitgebracht: Everyone. Sinds zijn aankomst in huize Vogel is het daar een van de meest gedraaide platen geworden. De echte schoonheid ervan drong pas vanmorgen tot mij door. In de trein naar mijn werk begonnen bij het voor de zoveelste keer beluisteren van track 2, Talking In Your Sleep, de ogen ineens te prikken. Het zullen ongetwijfeld de prachtige koortjes en de mineurstemming van het nummer zijn geweest. Gelukkig ging het moment weer snel voorbij, want ik huil niet graag. Althans, niet in een overvolle trein. Maar het is wel fantastisch dat muziek dat nog steeds met me kan doen.

Grand Drive: Talking in your sleep







donderdag 13 maart 2008

Sleepy John

Een drukke dag op het werk. Pasta eten in het bedrijfsrestaurant. Op de fiets naar huis, toch nog even in de buitenlucht. Languit op de bank half slapend naar de nieuwe cd van Johnny Dowd luisteren. Een vriend bellen of hij naar Assen gaat, waar Peter Case in De Witte Bal staat vanavond. Al net zoveel vermoeidheid aan de andere kant van de lijn. Niet dus. De net gedraaide was ophangen en toch nog op weg. In de cd-speler onderweg de laatste van Case om in de juiste sfeer te geraken. In De Witte Bal amper veertig m/v, met de nadruk op de m. De eerste helft van het concert zit er al op als ik arriveer. Maar het uurtje muziek dat nog volgt, geeft de dag toch meerwaarde. En dus ben ik blij dat ik alsnog gegaan ben. Let us now praise sleepy John.

dinsdag 11 maart 2008

Hey, Tyler

Wij van Alt.country struinen regelmatig het internet af om nieuwe, onbekende en interessante artiesten en bands te ontdekken. Zeer bevredigend is het dan dat de artiest of band enthousiast reageert op het verzoek een cd op te sturen, die wij op onze beurt als het even kan enthousiast recenseren. Dat levert aandacht op, terwijl de verwoede platenverzamelaar in mij erg vaak een fraaie cd aan zijn verzameling kan toevoegen. Het mes snijdt aan twee kanten, heet dat dan. Het loopt ook wel eens anders.
Rond de jaarwisseling deed ik zo’n verzoek bij Tyler Ramsey, die op het punt stond zijn cd A Long Dream About Swimming Across The Sea uit te (laten) brengen. Tyler reageerde direct: ‘Hey, I would love to send a copy out. I'll be over there with Band Of Horses soon. Keep in touch - Tyler.’ En inderdaad, Tyler is naast solo-artiest ook gitarist in de Band Of Horses. Interessant. Maar interessant of niet, die cd plofte maar niet op de mat, dus stuurde ik na vier weken een ‘modest reminder’. Opnieuw was Tylers reactie alert en enthousiast: ‘Hey, maybe it got lost. Told them to send you another. Let me know – Tyler.’
Kijk, dan vertrouw ik het niet meer; alleen door artiesten toegezonden cd’s verdwijnen namelijk in de post, gekochte cd’s nooit. Dan loopt februari alweer op zijn eind. Maar weer eens gemaild, nu met het dreigement dat ik hem dan gewoon koop bij een mailorder en hem dan natuurlijk niet recenseer. Dit alles op een vriendelijke en invoelende toon, mij wel toevertrouwd. Die dekselse Tyler reageert onmiddellijk: ‘Hey, honestly have no idea what happened. The cd got sent twice. Oh well, I will be there soon, in a few days or something.... hope to see you at the show. Take care – Tyler.’
Hoezo twee keer verstuurd? U snapt dat ik uit rancune natuurlijk niet naar het Band Of Horses-concert ging om Tyler te ontmoeten. No way. Wel bestelde ik Tylers cd, die nog in februari, hoewel betaald, op de spreekwoordelijk mat plofte. Binnen tien dagen had ik hem, die cd. Een recensie schrijven ga ik natuurlijk niet; dat heeft Tyler niet verdiend. Hoef ik u ook niet te vertellen dat A Long Dream About Swimming Across The Sea een écht geweldige cd is.

zondag 9 maart 2008

Zijspoor

Op altcountry.nl staat een lovende recensie van Jason Ringenbergs overzichtsalbum Best Tracks And Side Tracks. Of eigenlijk van de eerste cd van dit dubbelalbum. Gemakshalve heeft de recensent kennelijk de tweede cd buiten beschouwing gelaten. In het boekje staat: “The ‘Sidetracks’ CD is a collection of my most interesting rarities and outtakes from my non-Jason and the Scorchers efforts. For my money, I enjoy this CD as much of more than ‘Best Tracks’!” Nou, Ringenberg zal best plezierige herinneringen koesteren aan de samenwerking met coryfeeën als Kristi Rose en Webb Wilder, maar om het maar eens duidelijk neer te zetten: de meeste van de Side Tracks zijn niet om aan te horen. Een hoop aanstellerij en curieuze egotripperij. Wat mij betreft kan dit document humaine gerust onder in het cd-doosje weggeklapt blijven. Ik kom er steeds meer achter dat ik alleen maar mooie liedjes wil horen. Gedurfde creativiteit en ‘artistieke veelzijdigheid’, ‘nieuwe wegen’, conceptalbums met gesproken teksten tussendoor zoals bij Tom Russell... ze kunnen me gestolen worden. Let maar op: op zowat elk altcountry-album (en zeker niet alleen bij Jimmy LaFave) moet weer zo nodig zo’n stoer, obligaat, niksig rock’n’roll nummertje. Dat begon in de tijd van Gram Parsons, Emmylou Harris en The Flying Burrito Brothers al met flutsongs als Ooh Las Vegas en Six Days On The Road. Bah, meteen door naar het volgende nummer graag. En dan is de rock’n’roll nog maar één van de dwalingen op Ringenbergs Side Tracks. Enfin, luister zelf maar. En constateer daarna nog even dat Farmer Jason wel degelijk weet hoe het moet.



vrijdag 7 maart 2008

De ondergang van alt.country

Amaai, voor de zoveelste keer wordt de teloorgang van de muziekstroming alt.country verkondigd. Ditmaal in een gastbijdrage op het populaire weblog An Aquarium Drunkard. Kort samengevat komt het erop neer dat de glorietijd van de altcountry was gelegen in de periode van het begin van de jaren ’90 tot en met 1998 en dat er daarna nog wel goede platen in het genre verschenen zijn, maar geen enkele daarvan het etiket essentieel opgeplakt kan krijgen. Het verdwijnen van het tijdschrift No Depression wordt nu als teken aan de wand gezien.
Best wel een interessante stelling. In ieder geval eentje waarover wat te steggelen valt. Dat zie je ook wel terug in de 23 reacties op het artikel. Persoonlijk denk ik dat er altijd aandacht zal zijn voor muziek waarin de folk, country en blues uitgangspunten zijn die in meer of mindere mate met rock en of pop vermengd zullen worden. Natuurlijk was alt.country altijd al een beetje vage term. Heel anders dan rockabilly of ska waarvan de grenzen veel duidelijker waren. Dat feit alleen al maakt het moeilijk om aan te geven of iets bezig is ten onder te gaan. ´t Blijft in ieder geval doodzonde dat een kwaliteitsblad als No Depression moet verdwijnen. Overigens heeft dat, zoals hoofdredacteur Peter Blackstock in een reactie op het artikel ook aangeeft, niets te maken met de eventuele ondergang van alt.country als muziekstroming, maar is het te wijten aan een algehele malaise in de muziekindustrie waardoor de advertentiebudgetten sterk dalen.
Des te zuurder is het dat in Nederland weer een waarachtig slecht muziekblad (oeps, entertainmentmagazine) het licht heeft gezien, Off the Record. Telegraafachtige kopletters, heel veel door de muziekmaatschappijen beschikbaar gestelde foto´s en puur positieve recensies. En vooral aandacht voor de “grote” namen. Klaarblijkelijk zijn de advertentiebudgetten daar wel voldoende voor. Ik heb het ingekeken bij de boekhandel en heb mijzelf weer een beetje rijker gemaakt door die € 3,95 in mijn zak te houden. Kreeg ik er tòch nog een goed gevoel bij.

maandag 3 maart 2008

Tweede kans

Vrijdag treedt Claw Boys Claw op in Utrecht. Na elf jaar is de formatie van Peter te Bos terug met een album en een aantal live-optredens. Claw Boys Claw was jarenlang de vaandeldrager van de alternatieve rock in Nederland. Een jaar of vijftien geleden was ik getuige van een optreden van de band in Tivoli. Geweldige show, maar vooral bijgebleven is het korte gesprek dat ik had met de frontman van die andere Amerikaans georiënteerde -maar minder vooruitstrevende- Amsterdamse formatie van die tijd: de Fatal Flowers. Deze toentertijd behoorlijk populaire band had net besloten om het bijltje er bij neer te gooien. ‘Dead Flowers’ kopte Oor met veel gevoel voor pathetiek. Ik luisterde toen veel naar de Fatal Flowers en ik heb de band een keer of vijf live gezien, stuk voor stuk optredens die stonden als een huis. De band is verantwoordelijk voor enkele sterke albums en voor de klassieker Younger Days. Enfin, tijdens het optreden van Claw Boys Claw ontwaarde ik de zanger van de Fatal Flowers, Richard Jansen, in het publiek, verscholen achter een kolossale zonnebril. In een vlaag van jeugdige overmoed stapte ik op hem af. Een goed moment om hem eens aan de tand te voelen over zijn vertrek uit de band. “Dat kun je toch niet maken, man!”, of woorden van die strekking beet ik hem toe. Jansen bleef de rust zelve en antwoordde dat de band creatief leeg was en dat dit de beste oplossing was voor iedereen. Mogelijk wel dat hij iets anders ging doen. Dat werd dus de formatie Shine, zo meldde de Volkskrant een paar dagen later. Een gemiste kans op een primeur voor de eerstejaars student Journalistiek die ik toen was. Vrijdag tijdens het concert van Claw Boys Claw zal ik goed opletten, misschien staat Richard Jansen ergens in de zaal. Kan ik hem eens vragen wat hij zoal doet de laatste tijd. Dezelfde dag nog staat het op deze site, dat is beloofd.

zaterdag 1 maart 2008

Shelby, deel 2

Ik wilde het over Shelby Lynne hebben, maar Martin Bril was me voor, vrijdag in de Volkskrant. Hij schrijft wel vaker over ‘onze’ muziek, en dat is natuurlijk prima. Hij is zeer lovend over Shelby, en ook dat is op zich in orde. Hij vertelt dat het haar maar niet lukt om door te breken naar een groot publiek. “Dat komt vooral omdat Shelby eigenwijs is. En op beslissende momenten in haar carrière precies het verkeerde doet. Een innemende eigenschap.” Helemaal eens met Martin. Hij vertelt over de persoonlijke achtergrond van Shelby: haar vader was aan de drank, vermoordde haar moeder, en daarna zichzelf.

Dan gaat het over het nieuwe album van Shelby, Just A Little Lovin’. Bril noemt deze plaat ‘verpletterend’. En nu scheiden onze wegen, want ik vind er juist helemaal niks aan. Het is een cd vol met covers van Dusty Springfield, een zangeres die ik altijd geassocieerd heb met Langs de Lijn en Arbeidsvitaminen. In plaats van het barokke strijkersdecor in de oorspronkelijke versie van de liedjes, kiest Shelby Lynne voor een minimale bezetting. Eerlijk is eerlijk, in het titelnummer pakt dat nog goed uit. Maar daarna wordt dat summiere jazzachtergrondje al gauw stomvervelend. Nou ja, na I Am Shelby Lynne, Identity Crisis en Suit Yourself kan Shelby zich wat mij betreft best een missertje veroorloven. Bril: “Ze is zo echt, zal ik maar zeggen, dat het bijna pijn doet aan de oren. Koop dat album.” Tja, je moet het zelf weten.