zaterdag 30 augustus 2008

Downloaden

Je kunt tegenwoordig niet ongestraft op vakantie gaan, want je mist van alles. In de tijd dat ik op vakantie was, zette één van mijn helden, Paul Westerberg, zijn muziek op het web ter downloading: 49 minuten muziek onder de titel 49.00 voor slechts $0.99. Natuurlijk had ik de vooraankondiging gelezen en lag er een mooie post-it bij mijn computer om me er na de vakantie aan te herinneren. Wat schetste bij terugkomst echter mijn verbazing: de download bij Amazon was alleen voor US-residents en was ook al weer disabled. Dan maar naar de andere site waar de download ook voor de rest van de wereld verkrijgbaar was: www.tunecore.com. Maar ook daar was de download niet meer te verkrijgen. Zonder opgaaf van reden was de download alweer van het web gehaald. Nergens een mededeling, zelfs op de Paul Westerberg site die ik altijd raadpleeg is geen definitieve verklaring te vinden. Een zwaar teleurgestelde fan blijft achter...

donderdag 28 augustus 2008

Monument Valley/Acetone

Acetone was een band uit Los Angeles die in de jaren negentig trage a-melodieuze indierock produceerde. De band maakte tussen 1993 en 2000 zes cd's. I Guess I Would is een plaat met de speelduur van een ep. Het door Velvet Underground beïnvloede trio coverde op deze cd zeven countrynummers. Van Juanita (Flying Burrito Brothers) en The Late John Garfield Blues (John Prine) tot een bijna elf minuten durend Border Lord (Kris Kristofferson) trekt de band alle nummers naar zich toe in een soort countrydrone.
Tot een doorbraak kwam het nooit voor de band. In 2001 maakte zanger/bassist Richie Lee een einde aan zijn leven.

dinsdag 26 augustus 2008

€ 0,70


In het kader van ‘laat eens iets onbekends horen’ bleken Altcountrykompaan John en ik tijdens een luistersessie dezelfde cd tot onderwerp te hebben gekozen, namelijk Sweetie van Daniel Tashian. Het is een cd die hier aan deze kant van de oceaan geen enkele aandacht heeft gehad, maar die zeker wel een interessante is. Tashian, uit Nashville, Tennessee, is de voorman van The Silver Seas, die twee naar mijn smaak té gepolijste cd’s produceerden. Daniel Tashian is voorts de zoon van Barry Tashian, de legendarische leider van de fantastische Remains, én Daniel Tashian is jarenlang gitarist geweest in de band van Josh Rouse. Ja, en Daniel Tashian maakte deze cd Sweetie. En als je de volgende cracks kan laten opdraven voor je plaat, dan ben je wel iemand: Don Heffington (Lone Justice, Lucinda Williams), Matt Chamberlain (David Bowie, Peter Gabriel), Larry Knechtel (Phil Spector, Beach Boys), Booker T. van de MG’s en als producer the one and only T-Bone Burnett. Hiermee is natuurlijk nog geen woord gezegd over de kwaliteit van Sweetie, maar dat is eenvoudig zelf vast te stellen: op vele websites wordt het kleinood voor omgerekend ongeveer € 0,70 aangeboden.

(Te) jong

Amper achttien jaar en dan al met zo’n volwassen album komen, je gelooft je oren niet. Laura Marling. Afkomstig uit Reading, Engeland en naar eigen zeggen “verschrikkelijke shit-popliedjes” schrijvend totdat ze I See a Darkness van Bonnie ‘Prince’ Billy hoorde. Je kunt je een slechtere bron van inspiratie voorstellen. Laura Marling is eigenlijk te jong voor haar eigen muziek: vanwege haar leeftijd werd de jeugdige blondine een keer de toegang tot haar eigen concert geweigerd. Ze ging op straat spelen. In februari van dit jaar verscheen haar debuutalbum Alas I Cannot Swim en deze cd toont aan dat Marling beschikt over een prachtige stem en over de gave om fraaie, lyrische folkliedjes te schrijven die zowel tijdloos als modern klinken. Soms onopgesmukt, een andere keer muzikaal rijker ingekleed. Ze stond al het podium van Lowlands en Paradiso, dus helemaal onbekend is ze hier niet meer. Laura Marling is een jongedame waar we nog veel van gaan horen. Bekijk hieronder het clipje van My Manic & I.

zondag 24 augustus 2008

Zondagmorgen

Ja hoor, zondagmorgen. Hoe ik mijn hoofd ook hield, het bleef zeer doen. Het biertje dat ik nam als ontbijt smaakte eigenlijk best, dus pakte ik er ook maar een voor de lunch. Uit de klerenkast haalde ik het schoonste vieze overhemd tevoorschijn. Wassen, scheren, kammen, de trap af, de straat op.
De avond ervoor had ik mijn hersens uitgerookt met muziek en sigaretten, maar ik stak er toch maar weer een op. Ik keek naar een jochie dat verbeten tegen een blikje liep te trappen. Ik stak de lege straat over, en rook die typische zondagmorgengeur van gebraden kip. Het deed me denken aan iets van vroeger, dat ik ergens onderweg was kwijtgeraakt.
Op zondagmorgen door de straten van de stad, o God… was ik maar stoned. Er is iets in die zondagen, waar een mens eenzaam van wordt. Niets grijpt je zo naar de keel als het geluid dat je hoort in de straten van een slapende stad op zondagmorgen.
In het park zag ik een vader zijn lachende dochtertje op de schommel een duw geven. Ik bleef staan bij een zondagschool om te horen wat er gezongen werd. Toen maar weer terug naar huis. Ergens ver weg klonk het eenzame geluid van een kerkklok. Het echoode door de nauwe straten, als dromen van gisteren, die oplossen in de tijd. Op zondagmorgen door de straten van de stad, o God… was ik maar stoned. Er is iets in die zondagen, waar een mens eenzaam van wordt. Niets grijpt je zo naar de keel als het geluid dat je hoort in de straten van een slapende stad op zondagmorgen.

zaterdag 23 augustus 2008

Terug in Nederland

Terug van vakantie (heerlijk 3,5 week door La douce France getrokken) zomaar een paar americana en andere muziekgedachten om er weer even in te komen.

Leuk voor mij, maar ook voor deze blog: The Apple Bros (voor een ieder die het vergeten is: mijn future of rock n roll) hebben mij gevraagd een vertaling te maken van mijn blog-post over hen op dit blog. En wat schetst mijn verbazing: de vertaling staat op hun Myspace pagina. Toch een beetje trots en tegelijk ook wat leuke pr voor dit blog.

Collega blogger Wiebren heeft me een beetje het gras voor de voeten weggemaaid met zijn stukje over Tim Rogers: het stond op mijn longlist van onderwerpen die zeker nog eens de aandacht zouden moeten krijgen. Daarentegen is het eigenlijk wel zo leuk dat iemand anders dit genie van down under ook kent. Het geeft mij tevens de mogelijkheid een ieder hier te wijzen op de aanstaande geboorte van een nieuwe You am I cd: Dilettantes, op 13 september te verschijnen in Australië. Voor een ieder die houdt van oprechte rock met een vleugje sixties: luisteren en kopen. You am I verdient het door de hele wereld gehoord te worden.

Mijn laatste blog-post ging over de muziek die op vakantie mee zou gaan. En al luisterend tijdens de ritten door Frankrijk viel me toch iets op. Ik had het heilige kwartet Stones cd's meegenomen (Beggars Banquet, Let it Bleed, Sticky Fingers en Exile on main street) . Eigenlijk zou ik willen stellen dat die reeks cd's het echte begin van Americana zijn: rock gemixt met country (en dus nadrukkelijk niet andersom, dat is alt country (ik doe maar eens een gooi naar een omschrijving)). De Stones hebben, onder invloed van vooral Gram Parsons, maar ook de invloed van mensen als Ry Cooder, Jim Dickinson en Keith Richards himself moet niet onderschat worden, de rock-wereld met dit kwartet platen kennis laten maken met de fusion van allerlei traditionele stijlen en rock (n roll).

Zomaar even een tip: de weblog van Terry Anderson. Onder meer bekend als componist van Battleship Chains (Georgia Satellites) en I love you period (Dan Baird), drummer bij The Yayhoos, maar ook leider van de leukste popgroep op aarde: The OAK Team (Olympic Ass Kicking Team) waarmee hij pop n roll in de beste traditie van Dave Edmunds e.d. maakt. Op zijn weblog mixt hij persoonlijke zaken met zijn rock n roll leven: erg leuk om te lezen (luister ook eens naar zijn OAK Team, deze man weet hoe je een liedje schrijft: vooral You know me en Hi n Dry)

Daarnaast zijn Scott Kempner en Dan Baird grijsgedraaid, hoewel je dat helaas in deze tijd niet meer zou kunnen zeggen: het wordt een spannende strijd om cd van het jaar straks (hoewel You am I, de nieuwe Metallica en misschien ook de nieuwe AC/DC (je weet maar nooit, oude liefde roest niet hoewel ik maar niet echt aan die zanger kan wennen) nog wel eens een rol kunnen gaan spelen).

Volgende keer weer gewoon een stuk met kop en staart over een echt onderwerp ;-).

vrijdag 22 augustus 2008

De dood

Even een klein bericht van mijn hand om te laten weten dat ik nog leef. Bij deze dus. Altcountry.nl leeft ook nog, hoewel menigeen zich dat misschien, bij ontstentenis van nieuwe bijdragen, de laatste weken is gaan afvragen. Vanaf 1 september zal de site weer bijgewerkt worden. Vanaf mijn vakantie-adres hier in Wales kan ik wel iets op het blog zetten, maar de site bijwerken is onmogelijk (dat zou ik trouwen ook niet willen, vakantie moet ergens toe dienen: beetje loskomen uit de dagelijkse routine).
Nu ik het toch zo gezellig over de dood heb, kan ik u mededelen dat ik tijdens mijn bezoek aan het Green Man festival in Abergavenny (waarover later op Altcountry.nl meer) de toekomst van de Americana heb gezien: O'Death. Een werkelijk fantastische band, die bij hun optredens old time folk op een weergaloze wijze nieuw leven inblaast. En het mooie is dat u daarvan zelf ook kennis kunt nemen bij de aanstaande aflevering van het Take Root festival.

dinsdag 19 augustus 2008

Fanning


Naast You Am I’s Tim Rogers heeft ook de zanger van die andere populaire rockband solowerk op de Australische markt uitgebracht. Bernard Fanning is de zanger van Powderfinger en de maker van Tea & Sympathy, een prachtig pastoraal album. Lichtjaren verwijderd van de aussierock van Powderfinger, klinkt Fanning op zijn soloalbum sensitief en persoonlijk. Prachtige liedjes met doordachte melodieën en gave harmoniëen sieren Tea & Sympathy; de ene keer folky met akoestische gitaar en mandoline, de andere keer countrified naar het voorbeeld van Neil Youngs Harvest. En dan heeft Fanning ook nog eens een echte stem: hees-verkouden en donkergetint. Ingehouden en sereen brengt Fanning de veertien roestige, doorleefde liedjes van Tea & Sympathy voor het voetlicht. Aanvankelijk folky en landerig, klimt de plaat naar het einde toe onder aanvoering van rammelende piano, slidegitaar en the man himself naar grote countryrock-hoogten. Eigenlijk zonde dat Bernard Fanning aan Powderfinger vast zit en niet met zijn songs de wijde wereld in trekt.

maandag 18 augustus 2008

Big Low

Onlangs stuitte ik op een filmpje waarin Dan Duffy van de formatie Big Low op onnavolgbare wijze We Gonna Die Out There in de microfoon brult. Ongeveer drie jaar geleden zag ik deze bijzondere Nederlandse/Australische band in het voorprogramma van Stuurbaard Bakkebaard. Ik schreef toen voor 3VOOR12Utrecht:

“Er is weinig mooier dan begeesterd te raken door een onbekende band.(…) Aan de voet van het podium in Tivoli vond een uiterst spannend en sfeervol optreden plaats. Imponerend werd het met name door de prettig gestoorde en bezielde voordracht van Australiër Dan Tuffy en door het gebruik van exotische instrumenten als een zingende zaag, een twee-snarige bas met een basdrum als klankkast en ijzeren castagnetten.“

(Die twee-snarige bas is waarschijnlijk een banjo-bas geweest.)

Het laatste album van Big Low, No Tears in Paradise, dateert alweer van een aantal jaren terug en was een prachtig gelaagde en duistere cd met een tiental rijk geïnstrumenteerde nummers. Big Low resideert in Wageningen, maar met hun roots in de traditionele country, folk en blues en laverend tussen Giant Sand en Tom Waits klinkt het trio allesbehalve Nederlands. “Een verwarrende mix van singer/songwriter-folk, cabaret-achtige blues, alternatieve americana en experimentele rock”, schrijft de website Musicfrom.nl in de biografie. Een mooie omschrijving. Zowel Dan Tuffy als de andere bandleden Marc Constandse en Michiel Hollanders spelen tevens in Parne Gadje, een balkanfolk-formatie. Michiel Hollanders is niet alleen instrumentalist, maar ook instrumentenbouwer en zo voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor het aparte geluid van Big Low.

Het is al een tijdje stil rondom de band, maar er is goed nieuws: in oktober verschijnt hun nieuwe album: The Junction of the Two Rivers. Afgaande op wat hier te horen is, belooft dat wederom iets heel moois te worden.

Bekijk ook het filmpje van Dan Duffy die als een gekooide tijger tekeer gaat in de lift van de Utrechtse Schouwburg.

zondag 17 augustus 2008

Old plank road

Gisteren toch eindelijk maar eens de dvd Down The Old Plank Road van The Chieftains gekocht. Het is de registratie van een prestigieuze live-uitvoering van de gelijknamige cd, met prominente gasten als Alison Krauss, Earl Scruggs, Emmylou Harris, Jerry Douglas, John Hiatt en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Het titelnummer, gezongen door Jeff White, Kevin Conneff, Tim O'Brien en John Hiatt, gaat over een wegverbinding die in 1915 werd aangelegd tussen San Diego en Phoenix. Dit traject loopt midden door het onhergbergzame, loeihete gebied van de Imperial Sand Dunes, waar een regulier plaveisel technisch niet mogelijk was. Er werd besloten over een afstand van tien kilometer een plank road te maken, bestaande uit twee rijen planken met een breedte van een kleine meter, bijeengehouden door een lengteverbinding in de vorm van houten balken. Het werk werd gedaan door vrijwilligers en betaalde krachten. Binnen drie maanden was de klus geklaard en op 11 april 1915 reed een eerste colonne van 25 auto's over de nieuwe verbinding. Het was een succes, maar al gauw bleek dat het zandvrij houden van de route een lastig karwei was: er was nauwelijks een beginnen aan en de schrapers schraapten de planken stuk. Maar de techniek schreed voort en een jaar later werd een nieuwe, sterk verbeterde plank road aangelegd. Aangezien er maar één rijstrook was, vergde het nogal wat geduld om je doel te bereiken. Het gebeurde een keer dat een rij van twintig auto's met een tegenligger te maken kreeg die weigerde achterwaarts terug te rijden naar een uitwijkpunt. Na veel soebatten besloot men met vereende krachten de wagen van de lastpost naast de weg te tillen.
Down The Old Plank Road is een traditional, onder anderen opgenomen door Uncle Dave Macon. Dit is de tekst van de uitvoering door The Chieftains:
Rather be in Richmond with all the hail and rain
Than to be in Georgia boys wearin' that ball and chain
Won't get drunk no more (3x)
Way down the Old Plank Road

I went down to Mobile, but I got on the gravel train
Very next thing they heard of me, had on that ball and chain
Joney, oh dear Joney, what makes you treat me so
Caused me to wear that ball and chain, now my ankle's sore
Eighteen pounds of meat a week, whiskey here to sell
How can a young man stay at home, pretty girls look so well
I'm going to build me a scaffold on some mountain high
So I can see the pretty girls as they go riding by
Ik kan er eerlijk gezegd niet echt wijs uit worden. Met die ball and chain denk je aan de 'O Brother'-gedetineerden die moesten werken aan de spoorwegen, maar bij de plank road kwam dat niet voor. Ik houd het er toch maar op dat het werken aan de houten weg, in de brandende zon, gepaard ging met excessief alcoholgebruik, met alle gevolgen van dien. Kappen dus met dat baantje, voor we achter de tralies belanden.

donderdag 14 augustus 2008

Recensies Griffin House, Swell, June Star

Eerlijk gezegd had ik geen hoge verwachtingen van Flying Upside Down (Nettwerk/Munich) van de uit Ohio afkomstige Griffin House. Het bijgevoegde persmateriaal deed me vrezen dat we hier met een navelstaarder te maken zouden hebben. Dat kwam door de vergelijking met Jackson Browne en het gegeven dat House dit album maakte, nadat hij ter elfder ure besefte dat zijn verloving een grote vergissing was. Mijn vrees dat hier sprake zou zijn van een genante zoektocht door de eigen ziel bleek echter ongegrond. Flying Upside Down kent weliswaar een persoonlijke kant, maar het thema wordt breder uitgewerkt. Geen navelstaarderij en ook geen overdosis drama. One Thing is gebouwd rond de riff uit Love Is The Drug van Roxy Music. Vooral spannend omdat House in het nummer afrekent met zijn lief. Desalniettemin weet hij ook dat we altijd zullen blijven zoeken naar liefde. The Guy That Says Goodbye To You Is Out Of His Mind zegt alles in de titel en het feit dat House tot die conclusie komt in een nummer waarin hij ook verkondigt dat het in de liefde toch altijd fout loopt, maakt het alleen maar sterker. Producer Jeff Trott (Sheryl Crow) haalde topbegeleiders naar de studio. Toetsenist Benmont Tench en gitarist Mike Campbell (beiden Tom Petty and the Heartbreakers), bassist Justin Mendal-Johnson (Beck), drummer Victor Indrizzo (Macy Gray, Aimee Mann, Daniel Lanois) en violist Sara Watkins (Nickel Creek) komen tot een popgeluid dat raakvlakken heeft met de westcoastrock van de jaren zeventig. Jackson Browne dus, maar ook Andrew Gold is een referentie in een song als The Lonely One en niet alleen om die titel. Dit nummer heeft trouwens veel weg van de sound van Joe Ely op diens cd Love & Danger. Andere vergelijkingen zijn te maken met Neal Casal, Elliot Randall en Cheyenne Medders. Mooie zang dus. De koortjes in het titelnummer mengen ABC met ELO en toch blijft de eindconclusie: prachtig vakwerk.
Waardering: vier paarden

Swell was een band uit San Francisco, die in de jaren negentig invloeden van Velvet Underground en Jesus & Mary Chain verwerkte in hun eigen eentonige, maar wel degelijk spannende sound. Het indie-gezelschap maakte enkele fraaie cd’s, steevast verpakt in onduidelijk grijs vormgegeven hoesjes. Vreemd genoeg staat de band niet in het naslagwerk The Trouser Press Guide To ‘90s Rock. Terwijl ze, maar dat is natuurlijk achteraf, toch kunnen worden beschouwd als een invloed op bijvoorbeeld Grandaddy en misschien ook wel Eels. Terwijl de unplugged-versie van Nirvana ook niet ver verwijderd was van het Swell-geluid. South Of The Rain And Snow (Talitres/Munich) is sinds 2003 eindelijk weer eens een nieuw album van (swell), nu dus met haakjes, dat overigens nog louter bestaat uit David Freel, die altijd al de voorman was. Het gaat hem nog altijd om dat typische percussieve geluid. Alsof het alleen maar om de aanzetten naar nooit tot volle wasdom komende climaxen draait. De eentonigheid die het werk van de band altijd al kenmerkte, is niet langer intrigerend.
Waardering: twee paarden een veulen

June Star past ergens in het muzikale spectrum tussen Son Volt en Richmond Fontaine. Hun vorige uitstekende album Telegraph dateert alweer van 2001, maar nu zijn ze terug met Cora Belle (eigen beheer). Eigenlijk had June Star allang dezelfde status moeten hebben als de eerder genoemde bands. Bandleider Andrew Grimm schrijft meeslepende nummers over lieden die het niet zo getroffen hebben. En Grimm beschikt net als Jay Farrar en Willy Vlautin over zo’n stem die gewoon hoort bij een geruit ongestreken overhemd. June Star bestaat op deze vierde cd nog slechts uit Grimm (zang, elektrische en akoestische gitaren, banjo) en Timothy Bracken (bas, elektrische gitaren, toetsen, accordeon, drums, percussie, achtergrondzang), maar die smalle basis valt nergens op. Highway is een nummer met lange tegen de distortion aanhangende gitaarnoten als van een luchtalarm. Scar heeft dezelfde drive als de platen van Charlie Pickett of Eddie Ray Porter. Het titelnummer gaat in lekkere cowpunkgalop waarbij de gitaren wat ghostriders door de sky laten vliegen. Slotnummer Released is dan weer een vrij ingehouden werkje met piano.
Waardering: drie paarden een veulen

woensdag 13 augustus 2008

Rogers


Wat zich muzikaal op het Australische vasteland afspeelt, daar hebben wij in Europa niet zoveel weet van. Pas als bands en artiesten de grote oversteek wagen en zich in de oude wereld (lees: Engeland) vestigen, heb je kans op een Europese doorbraak. In de geïsoleerde popcultuur die Australië min of meer heeft, hebben rockbands als Powderfinger en You Am I kunnen uitgroeien tot megagrote acts, die qua populariteit vergelijkbaar zijn met wereldbands als Radiohead en R.E.M.
Waarom ik deze lange inleiding gebruik, is omdat een stukje wil wijden aan de voorman van You Am I, Tim Rogers. Al in 1999 maakte Rogers een soloplaat met zijn gelegenheidsbegeleiders The Twin Set. Het opvallende aan What Rhymes With Cars And Girls (rooArt) is dat er nauwelijks een elektrische gitaar op te horen is, terwijl de plaat op zeer prettige manier overheerst wordt door fiddle, pedal steel, banjo, accordeon en staande bas. Zodoende is dit een zeer aangename kennismaking met de singer-songwriter Tim Rogers, die voor een keer de luide gitaren aan de kant gezet heeft en lekker loom op de veranda met zijn muzikale vrienden een puur countryalbum bij elkaar gespeeld heeft. Helaas is deze prachtige, sfeervolle plaat ook niet veel verder gekomen dan de grenzen van Australië, al heeft What Rhymes With Cars And Girls mijn woonkamer wél gehaald. Van wie nog meer?

zondag 10 augustus 2008

Herinneringen te koop

Is er eigenlijk iemand die een hekel heeft aan Willie Nelson? Kan het me bijna niet voorstellen. Hij is 75 nu. Meer dan honderd titels staan bij All Music in zijn discografie vermeld. Vijf ervan, waaronder het live-meesterwerk The Troublemaker (1976), zitten in een doosje dat ik onlangs voor 23 euro in de wacht heb gesleept. Mijn favoriete Willie Nelson-album is echter Who’ll Buy My Memories, beter bekend als The IRS Tapes. In 1990 trakteerde de Internal Revenue Service (de Amerikaanse FIOD) Nelson op een aanslag aan achterstallige belasting van 16,7 miljoen dollar. Dat geld had hij niet liggen. Een groot deel van zijn bezittingen werd in beslag genomen en geveild. Ze werden gekocht door vrienden en aan Nelson teruggegeven. Daarnaast werd een regeling getroffen met de IRS. Willie Nelson zou een dubbel-cd uitbrengen, waarvan de opbrengst direct naar de IRS zou gaan. De productiekosten werden tot een minimun beperkt: het is alleen Willie en zijn gitaar Trigger. Het resultaat is verbluffend, qua intensiteit en zeggingskracht van hetzelfde niveau als de eerste American Recordings van Johnny Cash. In 1993 waren de schulden afbetaald. The IRS Tapes, intussen een collector’s item, zijn verkrijgbaar bij Amazon voor $ 249,99.
Luister naar Jimmy's Road van The IRS Tapes.
Lees hier meer over The IRS Tapes.

donderdag 7 augustus 2008

John Henry Lambert

Soms helpen de omstandigheden een handje bij het beluisteren van muziek. Vandaag fietste ik tussen twee buien door van het werk naar huis en schoof onmiddellijk de cd die op de deurmat lag in de cd-speler. Gone Away van John Henry Lambert, een album dat ik vorige week besteld had bij Amazon.uk. Voor de belachelijke prijs van 15 pence (verzendkosten 1.79 pond). Hoe ik op deze John Henry Lambert ben gestuit, weet ik niet eens meer. Waarschijnlijk stond het in de sectie 'Customers who bought this, also bought...'. Een zeer behulpzame service.
Gone Away werd door twee klanten met vijf sterren gewaardeerd. Britse herfstachtige melancholie, meende de ene klant. Dat verklaart natuurlijk dat ik op deze donkere dag meteen helemaal viel voor Lambert, die ik zelf zou omschrijven als een Lou Reed die niet opgegroeid is in New York, maar op het platteland van het Britse Dartmoor. Beetje praatzingen dus, weinig tempowisselingen en sfeervol saxwerk van Ian Ritchie, die normaliter met Roger Waters op pad gaat. Ook het harmonium en de piano van Isabel Lambert dragen bij aan de bijzondere sfeer van deze geheel akoestisch gehouden cd, net als de achtergrondzang van Kathleen Wilson (tevens viool en piano) en Natalie Williams.
De andere klant repte over Leonard Cohen. Verder stonden op Amazon.uk ook nog recensies die waren overgenomen van FolkWax en NetRhythms. Volgens FolkWax liepen er op deze plaat lijntjes naar Nick Drake, Leonard Cohen en Sam Baker. Met name dat laatste was natuurlijk een grote aanbeveling om de uitgave van 1.94 pond aan te durven. Ook het feit dat NetRhythms Ghost Of Tom Joad er bij haalde, strekte tot aanbeveling.
Ik luister nu voor de derde keer vandaag naar Gone Away, een plaat zonder overdubs, waar twee jaar aan werd gewerkt op de boerderij van Lambert. Ik kende die Lambert, die een verleden heeft in folkrock en ambient house, niet. Gelukkig bracht Amazon.uk me weer eens op het spoor van een prachtige plaat. Op de hoes van de cd staat het jaartal 2006, maar bijna alle recensies zijn van 2008. Overigens vond Americana.uk de plaat helemaal niets, dat meld ik dan ook maar even, want dat is natuurlijk niet op de website van Lambert te vinden. Maar ik zou zeggen, oordeel zelf. Gone Away doet op dit moment 1.14 pond. Plus 1.79 pond verzendkosten. Een pond meer dan waarvoor ik de cd thuisbezorgd kreeg, maar niettemin nog steeds geen geld.

dinsdag 5 augustus 2008

Bluhmlezing


De moed om van Tim Bluhm gedaan te krijgen dat hij eens een keertje een solo-cd opstuurt, heb ik al lang geleden opgegeven. De kans dat recensies van de platen van Bluhm op onze site prijken acht ik daarom verwaarloosbaar, tenzij mijn altcountrykompanen meer succes hebben. Jammer vind ik dat wel. De laatste albums – de laatste twee zeker – van The Mother Hips zijn naar mijn mening ijzersterke countryrockplaten, waarbij Youngiaanse gitaren, harmoniezang en klassieke rock hand in hand gaan. De grote man van The Hips, Tim Bluhm, bracht ook een aantal verdienstelijke soloplaten uit, zoals het fraaie Land & Sea Chanteys van alweer negen jaar geleden. Nu is daar House Of Bluhm – waarvan ik opnieuw Bluhm niet gesmeekt heb hem mij toe te zenden teneinde mij in staat te stellen een lovende recensie te produceren.
Helaas.
Vorige week heb ik de cd besteld bij http://www.motherhips.com/ en vandaag lag het kleinood in de bus. House Of Bluhm is een redelijk sobere plaat die Bluhm maakte in samenwerking met toetsenist en singer-songwriter Jackie Greene. Pastoraal, zongebleekt en sfeervol, met pedal steel, orgel en Bluhms gave gitaarlicks, is House Of Bluhm een ouderwets Westcoastalbum dat de herinnering aan die goeie ouwe jaren zeventig levend houdt – en weer een schitterende Bluhmlezing.

maandag 4 augustus 2008

Oordopjes

Min of meer toevallig belandde ik afgelopen vrijdag bij het optreden van The New York Dolls in de Helling te Utrecht. In de jaren zeventig een legendarische band, maar volledig aan mij voorbij gegaan. Niet zonder reden, ben ik dan al snel geneigd te denken. De glam-punkrockformatie blijkt slechts korte tijd te hebben huisgehouden; tussen 1971 tot 1977 verschenen er enkele albums die het prima deden bij pers en fans, maar ze verkochten voor geen meter. Op verzoek van Morrissey, voormalig frontman van The Smiths, volgde er in 2004 een comeback. Ik heb nooit veel op gehad met punk en glamrock, met uitzondering van Iggy Pop, Roxi Music en David Bowie. Het clipje op YouTube van Looking For A Kiss dat ik voorafgaand aan het concert bekeek, beloofde in ieder geval een gezellig avondje. Dat het optreden me bijna mijn trommelvliezen zou kosten (oordopjes vergeten), daar had ik even niet bij stilgestaan.

De Domstad was niet massaal uitgelopen voor de roemruchte band van weleer, De Helling was voor ongeveer driekwart gevuld. Met veel enthousiasme en humor, maar allesbehalve foutloos werkte The New York Dolls -met nog maar twee oorspronkelijke leden- zich door een set van (vroege) Stones-achtige rock, punk in de stijl van The Stooges en glamrock à la Mark Bolan. Geen enkel nummer klonk me bekend in de oren. Ik had het gevoel in een film te figureren, met op het podium een band bestaande uit acteurs die de opdracht had gekregen zo jaren 70 mogelijk te klinken en te putten uit alle grote muziekformaties van dat moment, compleet met bijpassende attitudes. Vergelijkbaar met het fictieve Stillwater uit de film Almost Famous. Zanger David Johansen oogde als een nuffige, minder vitale uitvoering van Mick Jagger. De drummer ramde er vrolijk op los, maar sloeg regelmatig de plank mis en beide gitaristen speelden energiek en vrij luidruchtig hun (niet bijster originele) solo’s. Het publiek -extravaganten èn studentikozen- vond het allemaal prachtig. Hoewel ik geen enkel echt goed nummer heb gehoord, heb ik me best vermaakt. Vervelender is het dat ik twee dagen last heb gehad van een suizend en pijnlijk linkeroor. The New York Dolls zal ik dus een volgende keer aan me voorbij laten gaan, maar dat was ik toch al van plan.

zondag 3 augustus 2008

Uitverkocht

Voor mij was het zoeken naar geschikte platenzaken altijd een van de attracties van de grote stad. Dat is voorbij. Zelfs Get Records (eerst een blik in de etalage, dan binnen het rekje links, dan rechts de stapeltjes aanbiedingen, dan vlug door de veel te grote bak nieuwe releases, en daarna zo gauw mogelijk links achterin om de hoek, de grote collectie folk, singersongerwriters en country) heeft de stekker eruit getrokken. Her en der in het land blijft een dappere Plato overeind, maar ik zie er meer films dan muziek liggen. Hier in Hengelo is het Popeye die al bijna dertig jaar een vaste klantenkring weet te behagen. Zo zullen er nog wel meer mohikanen zijn, maar toch. In mei waren we in New York. Misschien moet je ze weten te vinden, maar ik heb geen fatsoenlijke platenzaak gezien. Virgin heeft een vestiging aan Union Square, maar daar is het ook al 'veel exemplaren van weinig albums'. De afgelopen weken waren we in Italië. Florence, Napels, Rome... OK, je hebt de boekenzaak (!) Feltrinelli, en daar is een muziekafdeling, met zowaar een bak 'country', met waarachtig een Robert Earl Keen, en nog zo wat, maar dan heb je het wel gehad. Meer geluk hadden we in Perugia, waar althans nog aardig wat jazz te vinden was. Het prestigieuze Umbria Jazz-festival was daar aan de gang, en er waren een paar heel aardige gespecialiseerde zaakjes, maar ook hier weer weinig americana en aanverwant materiaal. De stad is geen stad meer.

vrijdag 1 augustus 2008

In den beginne (2)


In het eerste deel gaf ik aan hoe de eerste zaadjes van mijn Americana-fascinatie werden geplant. Ik verliet de middelbare school met een flinke portie Neil Young, Lynyrd Skynyrd, Bob Dylan en andere classic rock in mijn tas. De eerste stappen als buitenshuis wonende student in Rotterdam werden begeleid door de sounds van de Paisley Underground- en andere tweede-golf-garagerockgroepen. Ademloos heb ik staan genieten van een optreden van The Dream Syndicate tijdens het Pandora´s Musicbox festival in de Doelen. En van The Lyres en de The Nomads. Rond die tijd verscheen er ook een speciaal nummer van Muziekkrant Oor dat voor een groot deel gewijd was aan de eerste (jaren 60) en tweede golf (begin jaren 80) garagerock. Jaja, toen deed Oor er nog toe. Die belangstelling voor ruige jaren 60 muziek werd nog gesterkt tijdens een bezoek aan mijn (aangetrouwde) Zweedse familie. Neef Hannes had een flinke verzameling moeilijk verkrijgbare Pebblesplaten en had bovendien ooit in een bandje gespeeld met een drummer die inmiddels terecht was gekomen in de Wayward Souls, net als de Nomads een stevig rockende garageband. Opwindende tijd, met die platen van Green On Red, True West, The Long Ryders en de Rain Parade.
En toen…. …. het grote niets. In 1985 verhuisde ik naar Utrecht, werd lid van de platenbieb, kocht of kopieerde ik nog menige Neil Youngplaat, maar gebeurde er in muzikaal opzicht helemaal niets bijzonders. Althans, niet bij mij. Al dan niet bewust zal ik wel op zoek zijn geweest naar Een Vrouw en die houden, zoals u weet, van dansbare muziek en niet van groezelige bandjes en verlopen cowboys/hippies. Nee, als ik heel diep in mijn geheugen graaf, komt er uit die tijd maar heel weinig boven dat als “essentieel” kan worden beschouwd: beetje REM, The Fatal Flowers, the Beatfarmers en The Smithereens (nou ja, essentieel). Er zal ongetwijfeld meer geweest zijn, maar ik zag en hoorde het toen niet.
Tot Sylvo kwam.
(deel 3)
True West: Shot You Down