donderdag 28 februari 2008

Carlene Carter

Carlene Carter was altcountry toen die term nog helemaal niet bestond. De dochter van June Carter en Carl Smith (en stiefdochter van Johnny Cash!) was er eind jaren zeventig samen met Joe Ely verantwoordelijk voor dat country cool was. De punkscene in Engeland omarmde ze. Joe Ely trad op met The Clash en Carlene Carter trouwde met Nick Lowe en nam haar platen op in Londen.
Begin jaren tachtig zag ik Carlene optreden in Amsterdam, ik geloof dat ze toen al weer gescheiden was, maar zeker weten doe ik dat niet. Het concert was in Paradiso of de Melkweg, ook dat ben ik vergeten. Wat ik me wel herinner is dat Carlene grote indruk maakte. Vooral op de momenten dat ze me een blik gunde onder haar minirok.
Legendarisch is haar opmerking 'if this doesn't put the cunt back in country, I don't know what will' tijdens een concert in de Bottom Line te New York, onwetend dat June Carter en Johnny Cash ook in de zaal zaten. Playboy maakte er bovenstaande tekening over.
Met Carlene Carter liep het bijna fout. Het rock-'n-roll-leven eiste zijn tol, maar ze is terug. Stronger, als we haar mogen geloven. En zo heet in ieder geval haar nieuwe binnenkort te verschijnen cd.

dinsdag 26 februari 2008

Split 7" single

Wat een geweldig nummer is dat Sump Of Love toch. Broeierig, met een ingehouden groove en aangejaagd door slidegitaar. Een werkelijk prachtige americana-song, alleen komen de makers ervan uit Zuid Londen en niet uit Memphis, Nashville of LA. Souther Still is een kwartet wiens debuut-cd ik in december 2006 lovend besprak. De band stuurde me niet hun nieuwe cd toe, maar een split 7” single (met Yardghost). Nu heb ik mijn draaitafel nog altijd paraat staan, maar handig vind ik het wel dat er een schijfje is bijgeleverd waarop ik de songs in digitaal formaat kan beluisteren. Het is een andere vorm dan gebruikelijk om je product aan de man te brengen, maar sympathiek is het zeker. Als je namelijk de single koopt, krijg je eveneens toegang tot mp3’s van de liedjes maar ook twee bonustracks. Vanaf 10 maart is de killersong Sump Of Love te koop. Info hierover is te vinden op www.myspace.com/southerstill. Mooi trouwens dat singlehoesje, vindt u ook niet?

maandag 25 februari 2008

Wanhoop

De film Last Days van Gus van Sant toont de laatste dagen van Kurt Cobain voordat hij zelfmoord pleegde. Van Sant spaart de zanger van Nirvana niet. Doelloos, volstrekt in zichzelf gekeerd en teksten voor zich uit prevelend als: “Ik verloor iets op weg naar de plaats waar ik nu ben” dwaalt de junk door het bos. Ook zien we Cobain gekleed in een jurk en met een jachtgeweer om zijn schouder dolend door zijn kolossale landhuis. Als een vriend belt neemt hij de telefoon op, maar zegt geen woord terug. En tijdens een onderhoud met een man van de Gouden Gids is de vervreemding en apathie bij de zanger compleet. Als de film ook maar enigszins in de buurt komt van de werkelijkheid, was Cobain er niet best aan toe, zoveel wordt wel duidelijk. Over Kurt Cobain de muzikant kom je niet zo gek veel te weten en veel muziek is er niet in de film. Even hoor je hem door een open raam een liedje spelen, iets onbekends dat van Nirvana afkomstig had kunnen zijn. En ‘vrienden’ van hem somberen er vrolijk op los op de sinistere klanken van Venus in Furs van The Velvet Underground. Ook zien we Cobain mediteren terwijl op tv een gladgestreken R&B-clipje uit het begin van de jaren negentig wordt vertoond. Een bizar beeld. Ondanks al zijn kuren heb ik altijd een zwak voor zijn muziek gehad. Nevermind vond ik toentertijd al een sensatie, helemaal overtuigd van zijn talent was ik na het zien van het live-optreden voor MTV in 1993, slechts enkele maanden voor zijn dood. De weerbarstige en vrij luidruchtige songs bleven ook in de kleine akoestische setting knap overeind. Bowie’s cover The Man Who Sold The World was prachtig, slotnummer Where Did You Sleep Last Night (een cover van Leadbelly) huiveringwekkend. De schreeuw aan het eind klonk als een wanhoopskreet en misschien was het dat ook wel.

zaterdag 23 februari 2008

Don't want no cash?

Ooit zag ik grootheden als Neil Young, The Eagles en Tom Waits. Het was in de tijd dat ik weinig geld had, en deze mensen ook nog niet uit waren op het beetje geld dat ik wél had. Young zong het bijvoorbeeld nog in 1988: 'Don't want no cash / Don't need no money / Ain't got no staff / This note's for you.'

Maar tijden veranderen. Zowel dit soort artiesten als ikzelf zitten inmiddels wat beter in de slappe was. Het grote verschil met vroeger is, dat deze mensen inmiddels wél uit zijn op mijn geld. Waits heb ik enkele jaren geleden als eerste laten passeren vanwege de exorbitante toegangsprijzen.

Voor Young eerder deze maand in de RAI moest je € 140 neertellen vernam ik. The Eagles doen het op 1 april in Ahoy' wat goedkoper: voor een kleine € 100 mag je naar binnen. Ik vraag me af wie zo'n bedrag kan betalen. Of beter: wie dat wíl betalen. Want geen enkele artiest is zo'n bedrag waard.

Voor maximaal € 30 moet een kunstenaar zijn kunstje kunnen doen vind ik. Nou ja, als The King een retourtje aarde zou nemen, wil ik over een wat hoger bedrag nadenken. En anders doet hij of zij het maar zonder mij.

Dan ga ik liever voor acht of negen euro's hier om de hoek naar Ekko of dB's. Waar de artiesten het doorgaans ook nog leuk vinden dat je komt. En écht blij zijn dat ze wat noten voor jou mogen spelen. En dan niet omdat je aan de kassa een klein dagloon hebt neergeteld.

vrijdag 22 februari 2008

Slechts 1 minuut

Als ik op een feestje weer eens aan iemand moest uitleggen wat alt.country nu eigenlijk is stond ik ik vaak met een mond vol tanden. Zeker als de reactie van de gesprekspartner was: "Ah, linedancing enzo". Grr..
Maar nu is dat anders. Ik kan het na het zien van het volgende filmpje in 1 minuut uitleggen.

donderdag 21 februari 2008

Neil en Nederlandstalig

Was Neil Young fantastisch of juist niet? Peter Bruyn schreef over het concert van afgelopen zondag in de Amsterdamse Rai voor de GPD-kranten een uiterst positieve recensie. Vijf sterren werden er door hem uitgedeeld en de kop 'Messcherpe solo's van de dinosaurus van de rock' in Dagblad van het Noorden loog er ook niet om. Menno Pot van de Volkskrant dacht er heel anders over en deelde slechts twee sterren uit. 'De fut is uit Neil Young en zijn band' was hier de kop. Verwarrend? Nee hoor, bij altcountry.nl zijn we het gelukkig ook lang niet altijd eens. Zo gaf Wiebren Rijkeboer de laatste cd van John Fogerty een lage waardering van twee paarden en een veulen, terwijl collega's Peer Bataille en René Leverink Revival in hun jaarlijst zetten.
Hugo Vogel verbaasde mij met zijn jammerklacht over de keuze van JW Roy om in het Nederlands te zingen. En het is opmerkelijk dat ik het nu opneem voor de Brabander. Ik moest namelijk nooit zoveel hebben van Nederlandse waar. In mijn platenkast staat nog geen 1 procent Nederlands produkt en Nederlandstalig komt zelfs niet verder dan een percentage van 0,05 of zoiets. Maar sinds ik ben begonnen te schrijven voor deze site krijg ik soms erg goede platen van Nederlandse bodem toegestuurd. Goed, Nederlandstalig hoeft voor mij eigenlijk ook niet, maar JW Roy is een uitzondering. Met name zijn vorige plaat Laagstraat 443, die ik overigens voor slechts twee euro ergens uit de bakken viste, is gewoonweg briljant. Jan Willem, bedankt!

woensdag 20 februari 2008

Oddball Stoltz

Helemaal misgeprogrammeerd stond Kelley Stoltz op de laatste Take Root-editie in Assen. Niet alleen had de oddball uit San Francisco weinig te zoeken op een rootsfestival, hij had ook nog eens de taak het festival in de sfeerloos lege grote zaal te openen. Dat gaat natuurlijk niet lukken als je Kelley Stoltz heet. Het handjevol nog zoekende bezoekers zag Stoltz dan ook heftig ruziemaken met de elektriciteit: elke keer als Stoltz het metaal van de microfoon met zijn gezicht raakte, joeg er een stroomstoot door het lijf van shabby geklede psychedelische popster-in-een-betere-wereld. Het ontregelde zanger, band en optreden, waardoor ook het handjevol mensen zich van hem afkeerde. Ik bleef kijken want zijn strijd met de stroom was een interessante, en Stoltz bleef het maar proberen. Potentiële prachtuitvoeringen van Stoltz-liedjes leven bij mij nog steeds voort in een gedroomde wereld. Na een dozijn elektroschokken – Stoltz oogde verwarder en verwarder – kwam een technicus hem uit zijn lijden verlossen: hij gaf hem een schuimrubberen huls om over het metaal van de microfoon te schuiven. Kelley aanvaardde de hulp dankbaar, zette het schuimrubberen ding op zijn neus en brulde in de microfoon: ‘It works!’
Kort daarop was Stoltz’ geplande half uur op Take Root voorbij en op mij heeft de man een onvergetelijke indruk gemaakt. Natuurlijk komt dat niet alleen door ’s mans in mijn ogen fabuleuze optreden, nee, ook muzikaal is Stoltz zeer prettig gestoord. Laverend tussen Beach Boys-harmonieën, Kinks-riffjes, bonkende pianopop een rootsy poppsychedelica maakt Kelley Stoltz zijn prachtige dwarse rock. Antique Glow (2003) en Below The Branches (2006) zijn ijzersterke gitaarpopplaten, maar ook nogal genegeerd. Misschien kan de rafelige schoonheid van Circular Sounds – de nieuwe Stoltz – daar verandering in brengen en is daar geen verdere elektrocutie voor nodig.

zondag 17 februari 2008

The Olson/Louris Connection, part 2

Een paar weken terug schreef collega Rijkeboer over het al moois dat het illustere duo Mark Olson en Gary Louris, samen en ieder voor zich, heeft voortgebracht. Ik heb de Jayhawks nooit in de oorspronkelijke opstelling gezien. Toen ze een jaar of tien terug optraden in Nederland, was Mark Olson er al niet meer bij. Wel een bloedmooie violiste trouwens, maar daar gaat het nu niet om. Na Tomorrow The Green Grass (1995) stapte Olson uit de band om met zijn grote liefde Victoria Williams – ook bekend als de

De Snerpende Vogelverschrikker – een flauw bandje te vormen onder de naam Original Harmony Ridge Creek Dippers. Wat voor een ramp dat betekende voor de muziek, kun je meemaken als je het filmpje durft aan te klikken, en let vooral op als Miss Williams zich begint te roeren. Inmiddels heeft Olson zich godzijdank aan de hekserij van deze krijsende theedoek weten te ontworstelen. Het resultaat is de prachtplaat The Salvation Blues, die zich kan meten met het beste van de Jayhawks. Een van de hoogtepunten is Poor Michael’s Boat, en wie zingt daar waarachtig op mee? Juist. Gary Louris. De geruchten over een hereniging worden steeds hardnekkiger. In 2005 en 2006 hebben ze al samen opgetreden, onder het motto From the Jayhawks: An Evening with Mark Olson & Gary Louris, Together Again. “Whether the reunion is temporary or permanent, and regardless of what you want to call it, the Jayhawks are soaring again,” stond ergens op het internet. Geniet intussen van een ander pareltje van The Salvation Blues: National Express.

vrijdag 15 februari 2008

Ik beken

Een bekentenis. Ik moet er maar eens vooruitkomen. A man´s gotta do what a man´s gotta do. En daar gaat het hier ook precies om. Nou, get to it, voor de dag ermee: ik houd niet van Nederlandstalige rootsmuziek. Sterker nog: IK VIND ER GEEN ZAK AAN. JW Roy bracht een in het Brabants gezongen plaat uit en recentelijk een Nederlandstalige. Het is allemaal best knap gedaan en gevoelig enzo, maar het gaat vaak mijn ene oor in en het andere weer uit. Ben ik dan een purist die zijn Americana het liefst vertolkt ziet worden door een in houthakkersbloes gehulde bewoner van de uiterste Noordwesthoek van Virginia? Nee, dat niet, er wordt in Nederland en België goede Engelstalige Americana gemaakt. Maar ik vind wel dat er een hoop magie verloren gaat als je alles in een keer kunt verstaan. Dan is het voor mij gelijk kleinkunst. Maar die kwestie van de directe begrijpelijkheid is niet het enige dat hierin een rol speelt. Ook als de muziek waar we het op deze pagina’s over hebben gezongen wordt in het Duits, Spaans, Noors of welke andere taal dan ook, vind ik het minder leuk dan in het Engels (uitgezonderd het Frans, maar dan moet het wel cajun of zydeco zijn). Klaarblijkelijk speelt de meezingbaarheid en het feit dat uiteindelijk wel te herleiden is waarover gezongen wordt, ook een rol.
Kortom, Americana moet in het Engels gezongen worden en die Nederlandstalige artiesten moeten er met hun fikken vanaf blijven. Ne touche pas a mon pôte, l’Americana!

Dit is Noorstalige Americana van Roy Lønhøiden. Wat vindt u ervan?

donderdag 14 februari 2008

The Valentine Six en Mystery Slang

Valentijnsdag. Een goede dag om The Valentine Six eens in de cd-speler te stoppen. Parker Valentine blaast op zijn saxofoon die onzin lekker weg. The Valentine Six uit Austin, Texas, bestond uit Valentine (tevens zang) en Lily Wolf (piano) en zes handlangers op bas, drums en gitaar. De titelloze cd uit 1997 houdt het midden tussen Nick Cave en Morphine. Of The Birthday Party en Treat Her Right. Muziek die heel geschikt zou zijn voor een soundtrack bij een film van bijvoorbeeld David Lynch. Meer New York dan Austin, iets wat ze zelf blijkbaar ook vonden, omdat ze Texas verlieten om zich in the Big Apple te vestigen.

Van The Valentine Six schakelde ik over op Venus Grove van Mystery Slang, puur omdat het hoesje van deze plaat (1991) dezelfde sfeer heeft. En de muziek ook trouwens. Mystery Slang was Latif Gardez, zoon van een Schotse moeder en een Italiaanse vader. Net als The Valentine Six was ook Mystery Slang danig beïnvloed door Nick Cave. In zijn teksten verkende hij de donkere kanten van het leven, maar ondanks zijn grommende bluesy aanpak had hij wel altijd stijl.

dinsdag 12 februari 2008

Amoreena

Op de kop af 24 jaar geleden zag ik voor het eerst Dog Day Afternoon, een film van Sidney Lumet met in de hoofdrol Al Pacino en gebaseerd op een waar gebeurde bankoverval. Een uiterst fascinerende speelfilm, met een fantastische openingstrack. Ik kon er maar niet achter komen van wie het prachtige liedje was, al dacht ik in de richting van Elton John… Afgelopen weekend zag ik Dog Day Afternoon weer en opnieuw was ik onder de indruk van film en openingslied. De aftiteling bood helaas geen informatie, maar nu kon ik de hulp inroepen van het internet. En jawel hoor: mijn kwart eeuw oude vermoeden werd bevestigd. Het was Elton John met ‘Amoreena’. Ook bleek dat ik het liedje al jarenlang in mijn bezit heb. Ach. ‘Amoreena’ staat op Elton Johns onvervalste countryrockplaat Tumblewood Connection. Net als zovele Britse muzikanten raakte John in het begin van de jaren zeventig hevig beïnvloed door de americana van The Bands Music From Big Pink. Dat gold ook voor zijn tekstschrijver Bernie Taupin die voor het album liedjes schreef over het Wilde Westen en de Wild Frontier. Titels als ‘Ballad Od A Well-known Gun’ en ‘Country Comfort’ spreken voor zich, evenals de americana-sfeer in het boekje bij de lp. Honkytonk-piano, gospelkoortjes, fiddle en pedal steel maken het beeld compleet: dat van een onvervalste countryrockplaat, en een heel goede bovendien. Een countryrockklassieker zeggen we dan.

maandag 11 februari 2008

Avalanche Quartet

Het was zijn droom om schrijver te worden, maar toen de verkoop van zijn boeken tegenviel koos hij voor zijn oude liefde: de country. Onderweg van Montreal naar Nasville strandde hij in het Chelsea Hotel alwaar hij het gelijknamige lied schreef. De rest van het verhaal is bekend: zijn debuutalbum werd een wereldwijd succes en plotsklaps was Leonard Cohen een popster, tegen wil en dank. De weinig succesvolle romanschrijver heeft sindsdien een belangwekkend muzikaal oeuvre opgebouwd. Dat bleek weer eens tijdens het optreden van het Avalanche Quartet in de Leeuwenberghkerk te Utrecht waar de formatie van Nits-voorman Henk Hofstede een selectie van zijn mooiste nummers speelde, speciaal samengesteld voor de recente Cohen-biografie van Mark Hendrickx. Het optreden van het kwartet werd voorafgegaan door een lezing van de Vlaming Hendrickx zelf. Het Avalanche Quartet toonde aan dat Leonard Cohen terecht wordt beschouwd als een van de grootste liedjesschrijvers uit de pophistorie. Klassiekers en minder bekend werk van de bard werden door Hofstede en consorten gloedvol en elegant vertolkt, met gebruik van gitaar, contrabas, accordeon en piano. En de mooie tweede stem van Marjolein van der Klauw. Who By Fire, The Guests, Sister of Mercy, Famous Blue Raincoat, ze kregen allemaal een liefdevolle behandeling die de meester zelf ook gewaardeerd zou hebben. Hofstede gaf grootmoedig toe dat de lage regionen van Leonard Cohen voor hem te hoog gegrepen zijn, toch past zijn stem wonderwel bij de droefgeestige poëzie van de troubadour. Luister hierboven naar zijn versie van Who By Fire.

zondag 10 februari 2008

Poëzie is overal

Afgelopen vrijdag was ik alwéér in Groningen. Nu voor een studiedag. Immers, stilstand is achteruitgang. Het ging over taal, kunst en cultuur. Eén van de workshops werd gegeven door Guus Middag. Hij publiceert regelmatig (onder meer in de NRC) over poëzie, muziek en de relatie daartussen. De titel van de presentatie was dan ook ‘Poëzie is overal’. Het eerste voorbeeld was een Limburgse carnavalsschlager, waar hij ‘helaas’ geen opname van had. Het eindeloos voortmarcheren van de benen, links, rechts, links, rechts, werd vergeleken met de loop van het leven, waarin het erop aankomt de gang erin te houden, want als je stilstaat kom je niet vooruit. Daarna liet hij iets geheel anders horen. De Kerke van Daniël Lohues, afkomstig van de Drentstalige cd Allennig (2006). Eerlijk gezegd kon ik nooit zo warm lopen voor Lohues, althans voor de Lohues uit de tijd van Skik. Daarna had ik hem niet meer gevolgd. Maar het liedje dat Guus Middag liet horen klonk prachtig, op die vrijdagmiddag, in dat zaaltje in het Zernikegebouw, met dat bleke voorjaarszonnetje dat zich dapper door de lamellen wurmde. ‘Soms as der iene dood is / bij doop of trouwerij / mar nie met kerst of paosen - / d’r zit kwa kerk wat dwars bij mij / ... / mar tegenwoordig kom ik hier echt eigenlijk / nooit meer’. Het was vooral de regel ‘d’r zit kwa kerk wat dwars bij mij’ die Middag de oren had doen spitsen, “een puntig geformuleerde regel met dubbele k- en a- en ij-klanken”: hier is waarachtig sprake van poëzie – wat dat ook mag zijn. Poëzie staat niet alleen in deftige dichtbundels. Poëzie ligt op straat, of host in een optocht, zoals in het eerste voorbeeld dat Middag gaf. De Kerke gaat over iets wat iedereen wel herkent die ‘gelovig’, en in dit geval katholiek is opgevoed. Vroeger kwam je dagelijks, nou ja in elk geval wekelijks in de kerk. Niet voor het geloof, maar omdat het moest, of, zoals Lohues, om op het orgel te ‘speuln’. Daarna komt het inzicht, en keer je de poppenkast de rug toe. Maar denk maar niet dat je er los van komt. ‘A’k op reis ben kom ik af en toe nog wel ‘ns / in een aole kerke of een kathedraal / ik steek dan altied eem’n ’n keersie op’. Als ik God was, zingt Lohues ‘leut ik zeker / mijzölf af en toe ’s zien’. Of ... kijken we niet goed en zijn Bach, Beethoven, Vincent van Gogh, Elvis Presley en John Lennon de Jesaja’s van deze tijd? “En,” voegt Guus Middag in de NRC hieraan toe, “Lohues zelf misschien, met zijn gitaar, en met zijn simpele, breekbare lied. ‘Een ander licht leut zien / da’k verder kieken mus’.”

vrijdag 8 februari 2008

Echt scheiden?

Dit weekend vindt in Utrecht de scheidingsbeurs plaats. Raar idee. Lekker met je aanstaande ex naar zo’n beurs. De cijfers liegen echter niet. Nog steeds vinden een hoop huwelijken of relaties hun Waterloo in een voortijdige, zelfgekozen, echtscheiding of relatieverbreking. Ook in muzikale kringen ontkomt men er natuurlijk niet aan. Bekendste voorbeelden zijn waarschijnlijk de dubbele relatiebreuken in Abba en in Fleetwood Mac. Soms, en zie dat dan maar als keerzijde van de medaille, levert het mooie muziek op.
30 Year Low bijvoorbeeld, het vorig jaar uitgebrachte laatste album van The Mendoza Line. De kern van dit moderne countryrock-gezelschap werd de laatste jaren gevormd door Timothy Bracy en Shannon McArdle. Hun huwelijk hield geen stand en een desondanks mooi album is het resultaat.
Dat het toch ook weer goed kan komen, bewijzen Laurie Stirratt en Cary Hudson. Hun band, Blue Mountain, hield het, nadat de relatie tussen hen beiden was verbroken, in de zomer van 2001 voor gezien. Maar vorig jaar begonnen zij weer als Blue Mountain op te treden en onlangs werd bekend dat er zelfs weer een plaat zit aan te komen. Of ook de liefdesband tussen Laurie en Cary is hersteld, is onduidelijk. Misschien wel een leuk idee voor die scheidingsbeurs: Blue Mountain live!
The Mendoza Line: Since I Came






donderdag 7 februari 2008

Steve Barton

Op de nieuwe titelloze cd van JW Roy staat een liedje over de persconferentie waarin de wielrenner Erik Zabel verklaarde doping te hebben gebruikt. In Niet Alleen neemt Roy het op voor de Duitse sprinter, wiens wereld ineen leek te storten op die 24ste mei 2007. Het commentaar van Roy is hartverwarmend: 'Jij, bent hier, niet alleen, niet alleen / Jij, komt hier, wel doorheen, niet alleen / De mooie mens en zijn geheimen / Die iedereen al kent / Hij kan ze delen met zo velen / De dood, de gladiolen, het venijn.'
Dat liedje deed me grijpen naar de cd The Acoustic Motorbike van Luka Bloom en vervolgens naar The Boy Who Rode His Bike Around The World van Steve Barton. Lezers die de rubriek Vluchtstrook Amerika volgen, zullen begrijpen dat liedjes over fietsen op speciale aandacht van mij kunnen rekenen. Die cd van Barton (uit 2000) kocht ik destijds dan ook puur op basis van de titel. Het bleek een alleraardigste plaat met energieke powerpop, waarop Barton klinkt als een Amerikaanse Joe Jackson.
Steve Barton komt uit San Francisco en speelde in de jaren tachtig in Translator, een band die invloeden verwerkte uit de Britse invasie van de jaren zestig, folkrock en de new wave van de jaren tachtig. In de band zaten verder onder anderen Larry Dekker (Map Of Wyoming) en Dave Scheff (Winter Hours).
The Boy Who Rode His Bike Around The World van Barton werd geproduceerd door Marvin Etzioni, Steve Berlin, Ed Stasium en Barton zelf. De lichtelijk rootsy aanpak in de vertaling van het werk van Engelse voorbeelden als Buzzcocks, XTC, maar ook de Beatles, levert fraaie momenten op die neigen naar sixties bubblegum en Posies-achtige rock. In 2004 verscheen van Steve Barton het ook al sterke Charm Offensive en vorig jaar het vrijwel onopgemerkte Flicker Of Time. Het label Wounded Bird bracht eveneens in 2007 de vier platen van Translator opnieuw uit.

dinsdag 5 februari 2008

De Weg

Natuurlijk, de weg. Dat oerding, dat oneindige fenomeen. De weg is de levensader. De weg is de toekomst, het heden en verleden. Dromen komen uit op de weg; dromen verpulveren op de weg. De weg is de mythe. Talloze keren getoond in films, honderden malen bezongen, duizenden malen beschreven in oneindige hoeveelheden romans. Roadmovies, roadsongs en roadnovels hebben dit gemeen: de weg.
Klassiekere roadliteratuur dan Kerouacs ‘On The Road’ krijg je natuurlijk niet. De jachtige, dopey trips van Sal Paradise en Dan Moriarty van en naar San Francisco zijn de literaire basis van de popcultuur zoals we die kennen. Op weg naar ongekende verten. Ook ‘Road’, maar dan in het Nederlands, al komt er geen Hollandse weg aan te pas. Een letterlijke roadnovel, handelend in het toen van de folkrock, de psychedelica en de Westcoast-countryrock. Mijn eigen muziekboek, beslist, maar ook de aanloop naar de kern: ‘De Weg’. Het boek dat bevestigt wat we al wisten, namelijk dat Cormac McCarthy de Nobelprijs voor de literatuur dubbel en dwars verdient. ‘De Weg’ – die slechts bewandeld wordt en niet bereden – is een hartverscheurende en zeer verontrustende roman. Reis mee met de man en de zoon door een post-apocalyptisch Amerika, waar niets meer is wat er was; waar niets meer ís. Alleen maar de weg. Gruwelijk en met mededogen, briljant geschreven, ontsproten aan een ongebreidelde fantasie, is ‘De Weg’ een roman die iedereen met een hart moet lezen.

maandag 4 februari 2008

Cold Mountain

Soms vormen film en muziek een onlosmakelijk koppel. Denk maar aan de soundtracks van ‘Paris, Texas’, ‘Pulp Fiction’, ‘Gadjo Dilo’ of ‘O Brother Where Art Thou’. De laatste is alom gelauwerd, van vergelijkbare snit maar veel minder bekend is de filmmuziek van ‘Cold Mountain’. De rolprent zelf die zich afspeelt ten tijde van de Amerikaanse burgeroorlog met hoofdrollen voor Nicole Kidman en Jude Law kon mij niet erg bekoren, de soundtrack daarentegen is prachtig. Veel oude country, bluegrass en folk, net als op ‘O Brother Where Art Thou’. Nog een overeenkomst: beide cd’s zijn geproduceerd door T-Bone Burnett. De klassieke microfoons die Burnett gebruikte bij de opnames passen perfect bij de muziek. Verrassend op de cd zijn de ingetogen bijdrages van Jack White, o.a. in ‘Wayfaring Stranger’ en Howlin' Wolf’s ‘Sittin On Top Of The World. Bijzonder fraai is het door T-Bone Burnett en Elvis Costello geschreven ‘The Scarlet Tide’ dat wordt gezongen door Alison Krauss, de zangeres die mij op andere momenten te zoetgevooisd in de oren klinkt. En zo valt er nog wel het een ander te genieten. Behoudens de lichtelijk pompeuze bijdrages van de Sacred Harp Singers At Liberty Church en de overdadig sentimentele piano- en vioolmuziek van Gabriel Yared is dit de perfecte soundtrack voor een herfstige dag in de winter. Luister hierboven naar Jack White’s ‘Wayfaring Stranger’ gevolgd door ‘I Wish My Baby Was Born’ door Tim Eriksen, Riley Baugus & Tim O’Brien.

zondag 3 februari 2008

Live in Groningen

Dit weekend was ik in Groningen voor een verhuisklus. Tijdens het leggen van vele vierkante meters IKEA-laminaatvloer had ik alle tijd om eens in kaart te brengen wat deze stad mij tot nu toe op muziekgebied allemaal te bieden heeft gehad. Groningen, de stad van Plopatou, wie kent hem nog? De stad ook van een substantieel deel van de altcountry.nl-redactie. En de stad van Ron Jans, die we op het gebied van altcountry weinig wijs hoeven te maken. Ik heb al heel wat coryfeeën kunnen bewonderen in Groningen, bedacht ik, al plinten in verstek zagend. In de jaren zeventig, begin tachtig Ry Cooder (in de tijd van John Hiatt), niet veel later John Hiatt zelf, eerst solo, spoedig ook met band, waarbij ook Nick Lowe nog even een duit in het zakje kwam doen. Verder gravend in mijn geheugen en mijn knieën teisterend kwam ik nog namen tegen als Bottle Rockets, Slobberbone en weer John Hiatt, maar nu vele jaren later, rond zijn cd The Tiki Bar Is Open. Mijn meest ingrijpende muziekbelevenis in Groningen vond echter plaats op zaterdag 25 juni 2005, in de Oosterpoort: het concert van Elvis Costello. Iemand die al jaren op mijn verlanglijstje stond, en voor wie ik graag dwars door de TT-drukte noordwaarts toog. En terecht: wát een energie, gedrevenheid, vakmanschap, creativiteit en enthousiasme. Zonder meer een van de top-5 van mijn mooiste concerten. Zo’n optreden dat wel eeuwig door had mogen gaan. Wat tot mijn grote vreugde in zekere zin nog gebeurd is ook, want een paar maanden later vond ik – toevallig bij Plato in Groningen – de dvd Elvis Costello, Live in Memphis. Uit september 2005, hetzelfde kostuum, dezelfde oranje bril. Alleen nu met Emmylou Harris, want het kan natuurlijk altijd nog beter. Kijk zelf, en besef wat je gemist hebt, in Groningen, op die warme avond in juni 2005.


zaterdag 2 februari 2008

Muziek uit een blikje

Nooit verwacht dat ik nog eens een Steve Earle-concert zou meemaken waarbij na pakweg een uur tientallen mensen richting uitgang verdwenen. En zeker niet verwacht dat ik tot die mensen zou behoren. Toch gebeurde het afgelopen donderdag in Paradiso.

Een geinspireerde Earle solo op toneel kan een belevenis zijn, zo mocht ik een jaar of tien geleden zelf meemaken. Deze keer ging het mis. Ongeinspireerd, slordig zingend, een gitaar die veel te hard stond. Communiceren met de zaal was te veel moeite. Geen schim meer van de zelfbenoemde hardcore troubadour.

De hulp van een soort DJ Tiesto maakte het er niet beter op. De beatboxer produceerde met behulp van allerlei knopjes vooral eentonig bonkende ritmes die pijn aan je oren deden. Muziek uit een blikje noemen we dat thuis. Kun je een aap ook leren.

Steve Earle in New York doet me denken aan de hoofdpersoon uit de film Midnight Cowboy. Met de koeiestront nog aan de schoenen vergaapt deze zich aan de grote stad. Om zich vervolgens misplaatst als grotestadsmens te gedragen. Voor Earle staat de grote stad kennelijk gelijk aan muziek uit een blikje.

Natuurlijk, iedereen heeft recht op een misstap. Maar een held stond donderdagavond wel even op zijn voetstuk te wankelen. Hopelijk hoeven we openingsnummer 'Steve's Last Ramble' ('I'm hanging up my highway shoes') niet te zien als een statement.

Foto: Bets Lasseur

vrijdag 1 februari 2008

Nashville Portraits

Lovett, Hiatt, Ely, Clark
Muziek maken is één ding, musici fotograferen is een heel ander ding.
Bij toeval kwam ik terecht op de website van Jim McGuire.
McGuire trok als jonge fotograaf begin jaren zeventig, op uitnodiging van muziekmanager Travis Rivers, naar Nashville. Rivers laat hem daar kennis maken met allerlei countrysterren in de dop: John Hiatt, Emmylou Harris, Guy Clark, Townes van Zandt, etc. In een petieterig studiootje begint McGuire daar aan carriere als countryfotograaf. Uiteindelijk zou hij meer dan 400 hoesfoto's maken. Het mooiste is echter een serie portretten die door het leven gaat als de Nashville Portraits. Portretten van countrysterren, allemaal prachtig gefotografeerd voor hetzelfde canvaslaken.
De eerste in die serie is er eentje van John Hartford, legendarische banjospeler en partime stoombootstuurman op de Mississippi.
Kijk eens eens rustig rond bij die portretten (bewonder b.v. het kunstig scheerwerk van genoemde Travis Rivers) en luister ondertussen naar Hartford's Back in the Goodle Days