zaterdag 31 mei 2008

Vol verwachting (deel 2)

Enige weken geleden startte ik mijn bijdrage aan deze weblog met een stuk waarin ik vol verwachting was over de aankomende cd's van Warner Hodges en Dan Baird. Ik kan inmiddels melden dat beide cd's nagenoeg niet uit de cd-speler geweest zijn (per toerbeurt natuurlijk). Een ieder zal mij geloven als ik zeg dat beide cd's (en vooral die van Dan Baird) magistraal zijn. Luisteren zou ik zeggen!

De ene verwachting is ingelost, maar een volgende staat al weer voor de deur. En wederom een bijzondere: de tweede solo cd van Scott Kempner (na zijn eerste Tenement Angels uit 1992). Scott Kempner is bekend als gitarist van de fabuleuze Dicatators en natuurlijk als leider van de Del Lords een band waarin hij samen zat met Eric Ambel (bekend producer van o.a. Bottle Rockets en o.m. ook gitarist bij Steve Earle). Kempner raakt met zijn muziek altijd de randen van de roots. Zijn grote stadsrock heeft altijd invloeden vanuit country, blues, gospel en soul.

Of zoals hij zelf op zijn myspace-pagina zegt: "All of which brings me to SAVING GRACE, a new solo record, the first thing Ive ever done that I feel completely 100% about. It is who I am, for better or worse. It features no other guitar players, but it does feature several of my pals on all the other stuff. What can I say; its a rocknroll album; actually its a ROCKNROLL album, if that means anything to anyone anymore. It sure as shit means something to me. Hopefully, the ghosts of all my heroes will come dancing right in your living room; and hopefully it has a place right here in 08, as well. American guitar music. RocknRoll. Dont Tread On Me".

De drie nieuwe nummers die op de myspace-pagina te horen zijn, beloven veel goeds. Ik heb de cd inmiddels, in afwachting van de verschijning ergens in juni, aan mijn wish-list op Amazon toegevoegd. Intussen dood ik de tijd op meer dan aangename wijze met Dan Baird and Homemade Sin en Warner Hodges.

vrijdag 30 mei 2008

Eilandplaat

Tsja, leuk voor God spelen kan iedereen, maar een man of vrouw met een beetje ballen geeft ook zijn eigen eilandplaat bloot. En omdat ik graag word aangezien als iemand met een beetje ballen, kom ik hier dan ook met mijn cd die mee gaat naar Rottumerplaat.
Het bepalen daarvan viel nog niet mee. Alle kandidaten hebben het héél goed gedaan, maar uiteindelijk kan er maar één winnen (yak). Uit de verhalen in het dubbeldikke nummer van Wahwah, blijkt dat velen juist die plaat kiezen die ze in hun jeugd hebben gekocht en daarna eindeloos hebben gedraaid. Een eilandplaat is vrijwel nooit van recente datum. Hij moet, als goede wijn, enige tijd hebben gelegen. Ook mijn voorkeur is er een die ik al 30 jaar in de kast heb staan. Een plaat die ik van voor naar achteren ken. Elke zin, elke muzikale wending, iedere solo zit in mijn geheugen gegrift, ook al draai ik hem nu vrijwel nooit meer. Maar als ik ´m draai, is het weer een feest van herkenning. Het gaat hier om Watch van Manfred Mann´s Earth Band. Is het classic rock? Progrock? Het rockt wel in ieder geval. Ik ga hier niet beweren dat dit het beste album aller tijden is. Ik durf niet eens te zeggen dat het beste is dat Manfred Mann met zijn Earth Band gemaakt heeft (dat moet The Roaring Silence zijn). Het is wel het album dat me het dierbaarst is. De slechts 7 nummers nemen me terug in de tijd. 14 jaar was ik in 1978. Vrienden en klasgenoten waren in de ban van Saturday Night Fever, Status Quo en The Eagles. En ik had Manfred Mann´s Earth Band. Mijn eerste album dat niet iedereen had. De eerste stap naar een eigen muzieksmaak. Achteraf zie ik nog steeds waarom ik het toen zo´n schitterende plaat vond. Chris Thompson is een wereldzanger en de liedjes (4 op kant 1 en 3 op kant 2) zijn lekker dynamisch, rocken flink door, terwijl de melodie nimmer uit het oog verloren wordt. Ik realiseer me dat het geen plaat is waarmee je scoort in altcountrykringen. Het zij zo.

donderdag 29 mei 2008

Barefoot Jerry op Criminal Records

Ik heb geen idee waarom, maar ik stond vanavond zomaar opeens met de elpee Watchin' Tv van Barefoot Jerry in de handen. Een hele mooie plaat uit 1974 van een groep studiomuzikanten uit Nashville die samen een band waren begonnen. Eerst maakten ze muziek onder de naam Area Code 615 (het netnummer van de regio) en daarna als Barefoot Jerry. Tussen 1971 en 1977 maakte de band zes elpees, die ergens op het kruispunt van countryrock en southern rock te plaatsen zijn. Vooral heel bijzonder waren de arrangementen, terwijl er ook iets van de Beatles in doorklonk.
De elpee die bij me in de kast staat is een heruitgave op het Britse Criminal Records, maar gelukkig wel met de originele hoes. Ik trok het vinyl uit de binnenhoes en zag toen tot mijn verbazing dat het op beide kanten voorzien is van een verkeerd label. Daar staat namelijk O'Keefe van Danny O'Keefe en tevens 'The Houdini Series'. Was ik helemaal vergeten. Ik keek nog eens op de achterkant van de plaat. Onder het logo Criminal Records las ik de slogan 'The label you can't trust'. Dat was dan op mijn exemplaar wel heel letterlijk te nemen. Toeval of was dit een practical joke die op alle platen van Criminal Records is toegepast? Ik heb geen idee. Wie weet hier meer van?

dinsdag 27 mei 2008

Gescheiden mannen en verprutste jeugd

Ach, uitgemaakt worden voor sekteleider, het is echt té veel eer. En waarvan dan? Van een sekte die geen kritiek kan hebben op americana? Ik houd niet eens van americana, omdat ik gewoon niet weet wat het is. Je kunt het jou onbekende niet liefhebben, schreef de indiaanse schrijver James Welch ooit. Dus, vandaar. Daarnaast is er naast alt.country en americana nog zoveel schitterende muziek en zijn er zoveel interessante muzikale genres die ook best onder de aandacht van gescheiden mannen mogen worden gebracht. Alleen al op deze plek – en dan heb ik het niet eens over andere media waarvoor ik schrijf – heb ik recentelijk stukjes gewijd aan garagerock, Elton John, neo-psychedelica en progrock, overigens ook gericht aan gehuwde vrouwen. Luister als gescheiden/gehuwde man/vrouw of jongere met een verprutste jeugd gewoon naar wat je zelf goed vindt.
Dat doe ik ook en zodoende maak ik deze keer een uitstapje naar de jaren tachtig postpunk en kom ik uit bij Wild & Wandering (1981) van Wasted Youth. Deze het daglicht schuwende jongelingen uit Londen brouwden een wilde hutspot van postpunk, gothic, garagepunk, glamrock en rock noir. Al na een paar jaar brandde het spul op, maar niet nadat ze een prachtige postpunk-lp hadden losgelaten: Wild & Wandering. Broeierige rock met een knipoog naar Lou Reed en The Doors, tomtommende drums, ijle reverbgitaren en gewoon prima uitgevoerde liedjes. Wasted Youth is de obscuriteit niet bespaard gebleven, iets dat de postpunkers gemeen hebben met die talloze americana-artiesten en alt.countryrockers waar wij op onze site over schrijven.

zondag 25 mei 2008

Voices three

Woensdag reden we met de avondzon in de zijruit richting Nijmegen, en verder nog, naar Ottersum, waar The Wailin' Jennys zouden optreden in Cultureel Podium Roepaen. Nooit eerder geweest daar, terwijl er toch regelmatig artiesten van naam en faam te zien zijn. Landgoed Roepaen is een voormalig meisjespensionaat. Je komt er binnen via een voorname trap en wordt er als een oude vriend welkom geheten. Een van de vrijwilligsters begeleidde ons naar de kapel, waar het concert zou plaatsvinden. We konden ons neerzetten op een soort elegante biedermeierstoelen, en daar waren de Jennys al. Het publiek, zeer beschaafd en voor het merendeel type natuurvriend, werd op slag muisstil. De Wailin' Jennys zijn Ruth Moody (gitaar, banjo, accordion, bodhran) en Nicky Mehta (gitaar, harmonica, ukulele, percussie) uit Canada en Heather Masse (bas) uit de Verenigde Staten ("... sorry", zei ze). Ze hebben twee platen gemaakt. De nieuwste is Firecracker, maar hun debuutalbum 40 Days kwam hier het laatste uit. De drie Jennys stelden zich op achter hun microfoon, telden haast onhoorbaar af, en opeens was het of er een engelenkoor vanuit de apsis neergedaald was. Nooit eerder hoorden we drie stemmen zo kristalhelder en loepzuiver in elkaar samenvloeien. Terwijl het ijzingwekkend fraai a capella gezongen Long Time Traveller door de gewijde ruimte schalde, deed het laatste avondlicht de heiligen in het glas-in-lood opgloeien, alsof ook die versteld stonden. Anderhalf uur later reden we huiswaarts, vervuld van schoonheid, en met een volle maan in de zijruit.

zaterdag 24 mei 2008

Beter ten halve gekeerd...

Onlangs kocht ik zowel de dvd als de cd van The Last Waltz, het fameuze afscheidsconcert van The Band. Het vreemde hieraan is dat ik in 1978 de film in de bioscoop heb gezien en naar aanleiding daarvan zelfs van mijn zakgeld (na enig sparen) de driedubbel-lp had aangeschaft. De lp's hebben de conversie naar cd in het begin niet overleefd, sterker nog, zelfs voor die tijd had ik de lp's al verkocht om geld te genereren voor andere platen. In die tijd stond mijn hoofd niet naar de americana van The Band en haar vrienden: punk en sfeervolle new wave bepaalden voor een groot deel mijn jaren 80 en het begin van de jaren 90. Het waren Jason & The Scorchers en Drivin'n Crying die mij langzaam in de richting van country dreven. Ik kan me nog herinneren dat ik dagen heb lopen twijfelen of ik I Feel Alright van Steve Earle zou kopen: eigenlijk wel erg goed, maar kon ik dat wel plaatsen in de rest van mijn collectie? Uiteindelijk heb ik aan de drang toegegeven en heeft americana (wel het liefst met een beetje 'bite') zijn plaats gevonden tussen de andere genres in mijn collectie.

Toen mijn oog een tijd geleden viel op de cd van The Last Waltz die tegen een prettige prijs bij de 'aanbeidingen'stond, vond ik dat ik The Band misschien een tweede kans moest geven. Vanaf de eerste tonen van 'Up on cripple creek' was ik weer helemaal verkocht. Toegegeven, niet alles is even goed, Joni Mitchell had weg mogen blijven, Neil Diamond is leuk maar daar blijft het bij en The Last Waltz suite is ook niet overal even sterk, maar de rest bleek verbazend goed. Zelfs Van Morisson, die ik nooit tot mijn favorieten zal rekenen, bezorgt mij kippevel met zijn uitvoering van Caravan.
Dus ook direct de dvd met de film aangeschaft. Een zelfde betovering maakte zich bij het zien daarvan ook weer meester van me. Ik had het in 1978 allemaal nog niet zo verkeerd gezien blijkbaar. The Last Waltz is voor mij americana in topvorm: The Band smeedt de genres van de USA tot een echte melting pot en speelt met overgave. De gasten stijgen met zo'n begeleidingsband boven zichzelf uit en hebben zichtbaar plezier in het spelen met zulke muzikanten. Ik moet melden dat Levon Helm voor mij het middelpunt van alles is: wat een geweldige drummer, wat een geweldige zanger. Ik ga dan ook snel maar eens luisteren naar zijn veelgeprezen Dirt Farmer cd

vrijdag 23 mei 2008

Groeten van Rottumerplaat

Ik speel graag voor God.
Mensen deel ik op grond van hun voorkeuren, en in het bijzonder hun muzikale voorkeuren, in in Goed en Fout. De jurist in mij wil dan voor sommige Foute mensen nog wel verzachtende omstandigheden -zoals een beroerde jeugd- aandragen, maar eigenlijk is het dan al te laat. Als de in de Foute categorie valt, kom je je nog maar moeilijk in de Goede categorie. Het jublileumnummer van WahWah helpt mij weer in het maken van mijn keuzes. Onder het mom Groeten Uit Rottumerplaat mogen ruim 100 schrijvers, dichters, publicisten en muzikanten aangeven welke plaat zij mee zouden nemen naar een onbewoond eiland. Smullen voor de criticus in mij. Wie valt er door de mand en wie is een verrassende medestander?
Iedereen die serieus komt aanzetten met platen van de Smashing Pumpkins, Marillion en Radiohead verhuist linea recta van Rottummerplaat naar de hel. Bye bye, Leon Verdonschot, Thomas Möhlman, Marcel Möhring, Arnoud van Adrichem, Tsead Bruinja en Jacob Groot. De verkeerde Princeplaat (Purple Rain) betekent ook het einde voor schrijfster Wanda Bommer. Weg ook met al diegenen die Zappagerelateerde platen noemen. En hetzelfde geldt door Lou Reed-adepten, Soft Machine-lovers en die onverbeterlijke Pink Floyd-goeroes. Sakia Noort krijgt met haar voorkeur voor Outlandos d´Amour een enkele reis naar het onderaardse.
Over al diegenen die een beetje laf voor Beatles- Springsteen- of Dylanplaten kiezen, schort ik mijn oordeel nog even op.
Wie mogen er wel naar "my own private heaven"? In ieder geval schrijver/criminoloog Herman Franke en Simon Vinkenoog (beide noemen Music From Big Pink). En natuurlijk ook de Neil Young-liefhebbers Sjoerd De Jong, Nando Boers, Frederique Spigt en Maarten van Roozendaal. Meer verrassend, maar even welkom zijn Jeroen Wielaert, die kiest b.v. voor Feast of Wire van Calexico (het was Peter Winnen die hem met deze groep liet kennismaken) en Sjoerd Kuijper met zijn keuze voor The Fantastic Expedition of Dillard & Clark. En wat te denken van Esther Gerritsen die kiest voor Two Days At Newport van Bill Monroe? Hail, hail! Nieuwe Revu colomniste Cindy Hoetmer is zelfs meer dan welkom het door haar naar voren geschoven The Sacrilicious Sounds Of The Supersuckers. Ook Kester Freriks is, met zijn voorkeur voor The Gun Glub, een Goed mens.
Ja, net als Wiebren Rijkeboer, ben ik, behalve God, ook een sekteleider. Maar wel van mijn eigen sekte, die uit niet meer dan een lid, met zijn eigen voorkeuren, bestaat. Heerlijk, met dank aan WahWah en de samensteller van dit speciale nummer Joost Zwagerman, die ook best een leuke eilandplaat heeft.

donderdag 22 mei 2008

Joe Wilkes

Voor een bespottelijk lage prijs scoorde ik via internet een van de meest intrigerende albums van dit moment. Here On This Frontline van de stijlvolle Engelsman Joe Wilkes is een plaat die me maar niet loslaat. Onwerkelijke schoonheid en pure muzikaliteit.
Joe Wilkes is een singer-songwriter die een voorname vorm van folk brengt, waarbij jazz en klassiek de vruchtbare bodem vormen. Daardoor klinkt Here On This Frontline als een album uit de jaren zestig, toen singer-songwriters nog meer binding hadden met oudere tradities. De jazz die doorklinkt is van het kaliber Tim Buckley en de klassieke touch neigt naar Leonard Cohen. Daarbij zingt Wilkes met soul als een Van Morrison op Astral Weeks.
De plaat begint alsof we in de kerk zitten tijdens het huwelijk van Willem-Alexander en Maxima. De accordeon - die dus klinkt als een bandoneon - van Dan Teper kleurt nog veel meer nummers. Daarnaast is er het werk van Al Richardson op mondharmonica, dat weg heeft van Toots Thielemans. Verder zijn op deze rijk geïnstrumenteerde cd viool, cello, oboe, klarinet, Franse hoorn en bassoon te horen. Die instrumenten brengen eenzelfde sfeer als Mighty Like A Rose van Elvis Costello.
Americana UK die me op het spoor bracht van deze ronduit schitterende cd vergeleek Wilkes met John Martyn, Bert Jansch en Davy Graham en sprak over een Europees geluid. Een voor de hand liggende opmerking wellicht, omdat Wilkes twee jaar in Parijs vertoefde en daar terwijl hij in een band speelde de akoestische gitaar herontdekte, maar wel een die te begrijpen is. Americana is het dus niet, in het nummer England's Scheming sneert hij zelfs naar de mensen die het idee van de American dream aanhangen, maar voor mensen die ook wel eens over die grens kijken is Here On This Frontline zeer, zeer aan te bevelen.

dinsdag 20 mei 2008

Retro-klassiek

Van stonerrock ben ik beslist geen fan, maar voor een fikse portie bluesy, ouderwetse hardrock ben ik altijd wel te porren. Dat komt, mijn muzikale vorming bereikte voor het eerst zijn gretige hoogtepunt toen ik als prepuber achter de glamrock kon kijken en daar progrock, countryrock en vooral hardrock ontwaarde. Black Sabbath, Deep Purple, Led Zeppelin, Uriah Heep, Nazareth, maar ook Amerikanen als Montrose en Blue Öyster Cult joegen mijn tienerhart naar een ultrasone frequentie. Dat is nooit helemaal weggegaan. Sterker nog, dat werd in de jaren negentig weer opgepookt door groepen als Monster Magnet en Temple Of The Dog. Het afgelopen jaar lijk ik wat dat betreft opnieuw een wedergeboorte te beleven door bands als Howlin’ Rain en het obscure Zweedse Elope. Mijn nieuwste ontdekking is het eveneens Zweedse Graveyard dat ik spotte bij Tee Pee Records, het Amerikaanse label dat ook de neo-Westcoastklassieker Maplewood nogal ongemerkt op de markt slingerde. Graveyard zijn vier Vikingen uit Gotheburg die logge, slepende seventies heavy rock produceren met gierend gitaarwerk en knerpende wah-wah-solo’s. En het mooiste is; ze hebben dat ook nog eens verpakt in mooi afgeronde liedjes. Al met al voldoende reden om de volumeknop weer eens even helemaal open te zetten, waardoor oude tijden herleven. Retro-klassiek heet dat bij mij.

zondag 18 mei 2008

Funny how all this works

Richard Stooksbury maakte tot nu toe twee albums: ‘Richard Stooksbury’ en ‘South’. Sinds een paar jaar onderhouden Richard en ik een soort correspondentievriendschap, waarin hij mij op de hoogte houdt van het verloop van zijn carrière. Het is interessant om te lezen hoe een goede, maar nog niet echt doorgebroken artiest zijn weg probeert te vinden. Vorige week schreef hij:

“So, i have a week under my belt as it relates to writing songs for a new record. to date, i have three songs that i feel are keepers and a new one creeping into the picture this morning on the walk in to the office. funny how this all works. so four songs in about a week and a half... that's not too bad, huh?

i am hoping to begin recording again by september... though i am currently ahead of myself. i expect to fall behind again and that it will be september and no later. i may start earlier, as i have some new ideas for the new record and i might want to utilize these as i think about them. especially since i have unlimited access to my own studio! perhaps there will be other musicians on this new recording? i can't say for sure but i do feel that with each release i am branching out a little bit... stretching.... either in songwriting or the recording process or some other aspect that i discover that i can figure out and make it a little better... a little bit more my own. i also am listening to more and more different kinds of music for my own personal pleasure. not so many singer/songwriters, or at least fewer that are in the same vein as me. i figure this keeps things fresher.”

Ik schreef hem terug: 'Funny how all this works', you wrote. I wonder: how does that work? How does it start? Someone you meet, some piece of memory, a few notes?

“I have no idea how it works. I keep notebooks with me at all times. Sometimes I write things down... often times not. I forget about it and it comes back (hopefully) later and I write it down then. I keep "fragments" of thought in these books and come back to them later to try to piece together a story or an idea that might have potential to be a song.
These "fragments" could be from the past or from the present... they could be significant to me or mundane, but whichever they have something that makes me think they might be of importance later on. I never really know. I also write poetry and short stories... sometimes the fragments are better suited to one of those pieces and not a song, so I take that route. I just like to write. I never know if it's any good... I just do it. If something gets stuck in my head and I like it after thinking about it 100 times, then I think that it's probably good enough to perform or turn it into a more "permanent" form.”

Zie ook een artikel over Richard Stooksbury op altcountry.nl. En luister naar Listen.

zaterdag 17 mei 2008

Americana Babes

Als gescheiden man en Americanaliefhebber (of zoals we hebben kunnen lezen: gescheiden man en dus Americanaliefhebber) wilde ik deze keer dan ook maar aandacht vragen voor twee Americana Babes en dan heb ik het niet over de (ook door mij) zeer gewaardeerde usual suspects Lucinda en Emmylou, maar Mary McBride en Stacie Collins. Beide dames begeven zich op het gebied van de Stonesy rootsrock afgewisseld met de tradionele country-achtige ballads (het zal niemand verbazen dat bij deze dames ook de heren Baird en Hodges zo nu en dan weer opduiken).

Mary McBride heeft een tweetal mooie cd's vol gloedvolle rootsrock op haar naam staan: Every seemed alright en By any other name. McBride heeft een lekkere 'harde' stem die vooral in de up-tempo nummers goed tot zijn recht komt. Op de cd's mengt ze country, rootsrock en pop tot een aanstekelijk geheel. Onder de mannelijke collega's heeft zij blijkbaar ook veel goodwill, gezien het feit dat ze onder meer samen met gekende namen als Steve Wynn, Fred Eaglesmith en Dan Baird songs heeft geschreven. Het is de laatste tijd wat stil rond haar, ook haar website geeft op dit moment niet veel aanleiding te verwachten dat er nieuw werk op stapel staat.

Stacie Collins is meer van de gestampte pot. Ze ziet er een beetje uit als een Americana stoeipoes en haar muziek heeft ook wel een hoog tomboy-gehalte: stevige rock met uitstapjes naar blues en country. Het is dan ook niet vreemd dat zowel Baird (die haar eerste cd produceerde) als Hodges al vaak met haar op een poduim hebben gestaan. Collins is vooral op dreef als ze de mondharmonica ter hand neemt. Misschien hebben de songs wat minder diepgang dan die van Mary McBride (wellicht een beetje meer 'trailer trash'), een feestje kan je er prima mee bouwen.

vrijdag 16 mei 2008

Langgerekt spoor

Ik wil het hier hebben over een wat vreemde maar ook verheugende gewaarwording: hoe ouder ik word, hoe uitgestrekter ook mijn muzikale horizon. Ik ben geboren in 1964. Ongeveer vanaf ´75-76 begon ik me te interesseren voor muziek, met name het gewone top 40-werk. Na die top-40 tijd wendde ik mij vooral tot de serieuzere pop en rock en zoog ik van alles op: hardrock, sympho, new wave en vooral garagerock. Door dat laatste genre en in het bijzonder via Paisley Undergroundgroepen als Green On Red en de Dream Syndicate kwam ik uiteindelijk bij de alternatieve country uit. Sinds een jaar of 10-15 focus ik me vooral op dat laatste genre. In die zin krimpt mijn muzikale landschap. Dat wordt echter gecompenseerd doordat ik steeds meer interesse krijg voor hetgeen zich voor 1975 in muzikale zin heeft afgespeeld. Als je mijn muzikale interesse voorstelt als een olievlek, is die dus veranderd van een grote ronde plas in het begin tot een langgerekt spoor anno nu.

Waar leidt dit toe? Ik wilde gewoon wat kwijt over mijn laatste ontdekking: de Dillards. Doug Dillard is natuurlijk vooral beroemd als helft van het duo Dillard & Clark, dat de klassieker The Fantastic Expedition of Dillard & Clark (1968) op zijn naam heeft staan. In 1962 al (ik was toen -2) was banjonist Doug Dillard met zijn vijf jaar jongere broer Rodney, bassist Mitch Jayne en mandolinespeler Dean Webb vanuit Missouri naar Californië verhuisd. De mannen waren bluegrass-pickers maar begonnen, door hun omgang met rockbands, steeds vaker hun instrumenten elektrisch te versterken. Daarmee waren zij -zoniet de-, dan toch wel een van de grondleggers van de countryrock. In 1967 verliet Doug de Dillards en nam een hardcore banjoplaat op, getiteld The Banjo Album. De Dillards lieten zich door het afscheid van Doug niet uit het veld slaan en namen, met Herb Pederson in zijn plaats, in 1968 misschien wel hun beste plaat op: Wheatstraw Suite. Prachtige poppy bluegrass met heerlijke koortjes.
Van beide albums een liedje.
Doug Dillard: Foggy Mountain Breakdown








The Dillards: She Sang Hymns Out Of Tune







dinsdag 13 mei 2008

Muziek voor gescheiden mannen

Dit weekend stond er weer eens een stuk in een van de kwaliteitskranten dat het fenomeen americana poogde te duiden. Wij hier weten sinds jaar en dag dat dat nogal zinloos is, maar buitenstaanders en onwetenden van geest denken daar anders over. In de NRC wordt voetbalsukkel Auke Kok aan het woord gelaten om volslagen ongefundeerd onze geliefde muziek af te branden. Wat een dedain spreidt deze zich journalist en schrijver noemende minkukel uit over de pagina’s van een krant waar je nuance, diepgang en inzicht verwacht. Niets van dit alles bij deze droplul Kok. Het stuk is getiteld ‘Muziek voor gescheiden mannen’ en volgens de simpele ziel Kok noemen ingewijden americana zo. Dit wordt natuurlijk geenszins onderbouwd en evenmin kom je erachter wie deze ‘ingewijden’ zijn. Het is tekenend voor de redeneertrant van dit pathetische journalistieke gedrocht. Nog stuitender wordt het als Kok de borsten van americana-icoon Lucinda Williams beschrijft: ‘Een boezem die het moest afleggen tegen het 57-jarige damesbuikje daaronder.’ Wat een gore seksist. En zo gaat het maar door met smakeloze grappen, ongefundeerde aannames en schofferende teksten. Een min ventje die Auke Kok. Al is het wel een geruststellende gedachte dat ik deze stakker niet tegen zal komen bij de concerten in het land van onze helden, heldinnen en favorieten.

Wind

“Het aangename van fietsen is dat het je wereld verkleint. En dat is mooi, want de wereld is ook eigenlijk veel te groot en te ingewikkeld.” Zo begint het bijzonder aardige artikel van Bert Wagendorp in de Volkskrant Magazine van afgelopen zaterdag. Wagendorp beschrijft op ironische wijze en met de nodige zelfspot de lotgevallen van een aantal niet-wielrenners -waaronder hijzelf- dat de Ronde van Noord-Holland rijdt. Ook ik beschouw me als een niet-wielrenner die graag op de racefiets stapt. De omgeving van Utrecht leent er zich uitstekend voor en het fraaie weer van de laatste dagen nodigt er natuurlijk helemaal toe uit. Verkwikkend voor lichaam en geest, toch is er één maar: de wind. “Wind, dat is de Hollandse berg”, schrijft Wagendorp. Ik beklim nog liever een berg. Die zijn er weinig hier in de omgeving, een stevige bries staat er bijna altijd. Verkoelend, jazeker, maar ook een vervelende tegenkracht en energieslurpend bovendien. Zeker voor een niet-wielrenner als ik. Tijdens een recente tocht was het weer raak: net van zins om lekker door te kachelen, maar een stevige zuidwestenwind dacht daar heel anders over. Van eindeloos gemopper ga je niet sneller fietsen, dus ik besloot er een positieve draai aan te geven: hoeveel titels kon ik bedenken van liedjes over de wind? Er is veel moois over geschreven, dat dan weer wel, zo blijkt uit het volgende lijstje:

1. Jimi Hendrix – The Wind Cries Mary
2. Noir Desir – Le Vent Nous Portera
3. Talking Heads – Listening Wind
4. JJ Cale – Anyway the Wind Blows
5. Tom Waits - Blow Wind Blow
6. David Bowie – Wild is the Wind
7. Hank Williams – Waltz Of The Wind
8. Gram Parsons – Hickory Wind (alternate version)
9. Bob Seger – Against the Wind
10.Santana – Song of the Wind

zaterdag 10 mei 2008

Vol verwachting

Bij deze eerste post die ik voor het altcountry weblog mag schrijven wil ik maar gelijk met de deur in huis vallen: ik ben vol verwachting. Binnenkort verschijnen twee cd's waarvan mijn hart nu al sneller gaat kloppen.


Allereerst de solo-cd van Jason & The Scorchers gitarist Warner E. Hodges. De cd is geproduceerd door niemand minder dan Dan Baird, die ook meespeelt en aan één nummer als componist een bijdrage heeft geleverd. Als dat geen garantie is voor dampende rootsrock, dan weet ik het niet meer.

Op 12 mei staat de langverwachte nieuwe cd van Dan Baird zelf op de rol. Sinds Buffalo Nickel uit 1996 is er behalve wat live cd's en een cd met demo's en b-kantjes (en natuurlijk de 2 cd's van de supergroep The Yayhoos (met o.m. Eric Ambel)) geen studioplaat meer van Dan Baird verschenen. En wat wil het toeval (hoewel, toeval bestaat niet): in de line up van Dan Bairds band Homemade Sin vinden we Warner Hodges weer terug. Voorwaar, alweer een garantie voor dampende rootsrock.

Via Warners Myspace is van beide cd's al een voorproefje te horen en ik moet zeggen, ik kan niet wachten.

Alsof het allemaal nog niet genoeg is treden Hodges en Baird deze maanden samen op en ook Jason & The Scorchers, naar ik aanneem zonder drummer van het eerste uur Perry Bags die door ziekte is geveld, geeft een aantal optredens aan deze kant van de oceaan. Helaas vinden al deze happenings plaats in de UK of in Scandinavie (en een tweetal optredens in Zwitserland). Was er nu echt geen tourpromotor te vinden die deze bands naar de Lage Landen durfde te halen? Ik zal mij de komende weken moeten troosten met de cd's.

vrijdag 9 mei 2008

Grauwe hemel

Hoesjes met Monument Valley te over, zo blijkt hier op dit blog. Ik wil het nu echter over twee andere hoesjes hebben. Onder andere over die van de cd Universal United House of Prayer van Buddy Miller, over wie trouwens een mooi artikel is geschreven in het laatste nummer van No Depression. Zoals je ziet, sta je als kijker tegenover een ietwat vervallen pand, dat blijkens het opschrift een kerk blijkt te zijn. 't Is dat het erop staat, anders zou je het niet zien. Wat donkere wolken pakken zich boven het gebouw samen. Alsof de overtuigde christen Miller daar iets mee wil zeggen.

De leden van de Engelse Southern Tenant Folk Union kozen voor hun eerste titelloze cd een nagenoeg eender plaatje. Wederom sta je van onderen tegen een gebouw aan te kijken. Nu echter geen kerk, maar een garage. Misschien kijken de leden van STFU anders tegen God aan dan Buddy Miller. De wolken zijn ook niet zo donker, eerder een gewone Engels cloudy overcast.
Overigens, weet u waar de afkorting STFU ook voor staat? Voor de grof-engelse vertaling van "Hou je bek".

Een andere overeenkomst tussen Buddy Miller en de STFU is dat zij beide binnenkort in Nederland te aanschouwen zullen zijn. Miller op 14 mei in de Heinkelen Music Hall als begeleider van Krauss en Plant; de STFU toert begin juni door Nederland:
6 jun A'dam, Paradiso/7 jun Schoonloo, Roots on the Road festival/ 7 jun Ottersum, Roepaen/8 jun, Utrecht, cafe De Stad.
Ze zullen niet weten wat ze meemaken, met al die blauwe luchten hier.

donderdag 8 mei 2008

Monument Valley (The Galaxy Trio)

The Galaxy Trio was een band uit Portland, Oregon, die enkele platen maakte op het Estrus-label. Het was ze vooral te doen om surf. Dus: saddle up yer surfboards and get ready for some range-ridin', guitar wranglin' and rowdy raygun showdowns. Aldus een van de sites waar ik wat informatie vond over The Galaxy Trio. De plaat ken ik dan ook niet en het betreft hier een single, maar alleen al om de hoezen zijn de meeste Estrus-platen de moeite waard.
The Galaxy Trio was trouwens ook een science fiction animatieserie die in Amerika op de televisie te zien was in de jaren zestig.

dinsdag 6 mei 2008

Voetstuk

Bladerend door het tijdschrift Hollands Diep viel mijn oog op een bijdrage van Jan Donkers. Het was en teleurstellend stukje over Donkers’ huidige muziekbeleving. Een laf stukje ook. Ik snap heus wel dat een dergelijke nietszeggende bijdrage bedoeld is voor een groot publiek, maar walmen naar broodschrijverij en overbodigheid deed het wel.
Mijn gedachten gingen terug naar begin dit jaar toen ik Jans jaarlijstje van 2007 las op de website van Real Roots Café. Ook toen was mijn teleurstelling groot vanwege Donkers’ gemakzuchtige en behoudende keuze. Tien cd’s van artiesten en labels waarvan de promo’s durf ik te wedden, gratis op de mat van huize Donkers vallen. Dat komt, Jan heeft natuurlijk veel vrienden in het wereldje. Mag allemaal, maar fantasieloos is het wel. Nergens prijkte op het lijstje een verrassende, spannende, laat staan onbekende artiest of groep. Jan vindt het wel goed zo.
Nog een langere tijd geleden, twee jaar of zo, las ik in de HP een driedubbelpotret van de wijze, oude heren Mart Smeets, Johan Derksen en ook Jan Donkers. De HP wilde mij wijsmaken dat deze molochen de ware voorvechters van de americana zijn. Maar ik trap er niet meer in.
Begrijp me goed, ik ben heel lang een grote fan geweest van Donkers. Natuurlijk door zijn enthousiasmerende stukken en radioprogramma’s, zijn Amerikaanse reisreportages voor Avenue, maar ook en vooral door zijn boeken, zoals het recente Mijn Muziek – ondanks de overvloed aan opgewarmde kliekjes – en zijn literaire werk. Zijn verhalenbundels Ouders Van Nu en Opgeruimde Verhalen beschouw ik als hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur van de jaren zeventig. Maar, dit geschreven hebbende, aan alles komt een eind.
You gotta move on. Net als bijvoorbeeld The Eagles en Genesis – vergeef me de vergelijking - waardeer ik Donkers zeer om wat hij was, en sorry, niet om wat hij werd. Time’s up. Het voetstuk is afgebrokkeld.

donderdag 1 mei 2008

Michael Burks

Eerlijk gezegd had ik geen idee wat ik met de nieuwe cd van Michael Burks aanmoest. Totdat ik gewoon ging luisteren. Blues. Zat ik daar nog op te wachten? Eigenlijk niet. Tijdens het eerste nummer openbaarde zich het gevreesde ach-dit-heb-ik-al-zo-vaak-gehoord-gevoel. Maar dat gevoel maakte al snel plaats voor het besef dat deze blues me nog steeds wat doet.
Laten we toch vooral niet vergeten dat de basis voor alle aandacht die rootsmuziek tegenwoordig krijgt zo'n twintig jaar geleden werd gelegd door de hernieuwde belangstelling voor blues, die toen vooral als puur werd ervaren. De Groninger Rhythm & Bluesnight - komende zaterdag toe aan de achttiende editie - heeft in de loop der tijd de formule slim aangepast, omdat de programmeurs inzagen dat er een veel bredere belangstelling voor rootsmuziek ontstaan was.
Robert Cray was halverwege de jaren tachtig uiterst succesvol met zijn soul en blues op het nieuwe label Hightone en een van de aanstichters van de hernieuwde belangstelling voor het genre. De blues was plotseling weer cool. Samen met Albert Collins en Johnny Copeland maakte hij het formidabele album Showdown, dat ik destijds meenam naar de hifiwinkel waar ik mijn geluidsinstallatie zorgvuldig samenstelde. De T-Bone Shuffle en de Black Cat Bone van het trio waren daarbij onmisbaar.
De cd Iron Man van Michael Burks bracht me weer terug bij die plaat. Burks heeft een soepele stem als die van Robert Cray en zijn gitaarstijl is danig beïnvloed door de ijskoude klanken van Albert Collins. Alligator-baas Bruce Iglauer schreef de linernotes voor Iron Man, net zoals hij dat destijds ook al deed voor Showdown. Het beeld dat hij schetst van een man die met zijn band aan het stuur zit van een bestelbus (als hij er niet onder ligt te sleutelen) met een aanhanger vol apparatuur onderweg van de ene club naar het andere festival is toch de basis van alle rock, country en blues. Bloed, zweet en tranen.