zondag 10 februari 2008

Poëzie is overal

Afgelopen vrijdag was ik alwéér in Groningen. Nu voor een studiedag. Immers, stilstand is achteruitgang. Het ging over taal, kunst en cultuur. Eén van de workshops werd gegeven door Guus Middag. Hij publiceert regelmatig (onder meer in de NRC) over poëzie, muziek en de relatie daartussen. De titel van de presentatie was dan ook ‘Poëzie is overal’. Het eerste voorbeeld was een Limburgse carnavalsschlager, waar hij ‘helaas’ geen opname van had. Het eindeloos voortmarcheren van de benen, links, rechts, links, rechts, werd vergeleken met de loop van het leven, waarin het erop aankomt de gang erin te houden, want als je stilstaat kom je niet vooruit. Daarna liet hij iets geheel anders horen. De Kerke van Daniël Lohues, afkomstig van de Drentstalige cd Allennig (2006). Eerlijk gezegd kon ik nooit zo warm lopen voor Lohues, althans voor de Lohues uit de tijd van Skik. Daarna had ik hem niet meer gevolgd. Maar het liedje dat Guus Middag liet horen klonk prachtig, op die vrijdagmiddag, in dat zaaltje in het Zernikegebouw, met dat bleke voorjaarszonnetje dat zich dapper door de lamellen wurmde. ‘Soms as der iene dood is / bij doop of trouwerij / mar nie met kerst of paosen - / d’r zit kwa kerk wat dwars bij mij / ... / mar tegenwoordig kom ik hier echt eigenlijk / nooit meer’. Het was vooral de regel ‘d’r zit kwa kerk wat dwars bij mij’ die Middag de oren had doen spitsen, “een puntig geformuleerde regel met dubbele k- en a- en ij-klanken”: hier is waarachtig sprake van poëzie – wat dat ook mag zijn. Poëzie staat niet alleen in deftige dichtbundels. Poëzie ligt op straat, of host in een optocht, zoals in het eerste voorbeeld dat Middag gaf. De Kerke gaat over iets wat iedereen wel herkent die ‘gelovig’, en in dit geval katholiek is opgevoed. Vroeger kwam je dagelijks, nou ja in elk geval wekelijks in de kerk. Niet voor het geloof, maar omdat het moest, of, zoals Lohues, om op het orgel te ‘speuln’. Daarna komt het inzicht, en keer je de poppenkast de rug toe. Maar denk maar niet dat je er los van komt. ‘A’k op reis ben kom ik af en toe nog wel ‘ns / in een aole kerke of een kathedraal / ik steek dan altied eem’n ’n keersie op’. Als ik God was, zingt Lohues ‘leut ik zeker / mijzölf af en toe ’s zien’. Of ... kijken we niet goed en zijn Bach, Beethoven, Vincent van Gogh, Elvis Presley en John Lennon de Jesaja’s van deze tijd? “En,” voegt Guus Middag in de NRC hieraan toe, “Lohues zelf misschien, met zijn gitaar, en met zijn simpele, breekbare lied. ‘Een ander licht leut zien / da’k verder kieken mus’.”

Geen opmerkingen: