zondag 14 september 2008

They never found my body, boys

Gisteren zagen we Into the wild, de mooie verfilming door Sean Penn van Jon Krakauer’s biografie van Christopher McCandless, de twintiger die begin jaren negentig huis en haard verliet om in Alaska zichzelf of wat dan ook te vinden. Op weg naar huis schoot ons een soortgelijk verhaal te binnen, prachtig bezongen door Dave Alvin op zijn cd Ashgrove: Everett Ruess. Net twintig trok deze dichter en schilder in 1934 met twee ezeltjes de Utah-woestijn in. Hij werd voor het laatst gezien op 29 november 1934 door een schaapherder. Daarna is er nooit meer iets van hem vernomen. Sommigen denken dat hij van een rots gevallen is, of verdronken. Anderen houden het op een moord. Maar er zijn ook stemmen die beweren dat Ruess in Arizona trouwde met een Navajo-vrouw, in een reservaat aan de andere kant van de Colorado. Hoe dan ook, ‘they never found my body, boys’. Wat ze wel vonden, in Davis Canyon, dichtbij Escalante, Utah, waren zijn twee ezeltjes en in een naburige grot de mysterieuze inscriptie ‘Nemo’. In een van zijn laatste brieven noteerde Ruess: “I have been flirting heavily with death, the old clown”. Ooit schreef hij: "There is always an undercurrent of restlessness and wild longing. The wind is in my hair, there's a fire in my heels, and I shall always be a rover, I know." Het verhaal van Everett Ruess wordt uitgebreid besproken in het boek van Krakauer.

They say I was killed by a drifter
Or I froze to death in the snow
Maybe mauled by a wildcat
Or I’m livin’ down in Mexico.

But my end, it doesn’t really matter
All that counts is how you live your life
And they never found my body, boys
Or understood my mind.

Geen opmerkingen: